Het beeld en het reliekschrijn van de H. Odrada (1891)

Uit Kunsterfgoed
Ga naar: navigatie, zoeken

Het beeld en het reliekschrijn van de H. Odrada (1891)

door Jaak Jansen


In de negende lezing van de Vita van Sint-Odrada[1] werd er een vergelijking gemaakt tussen Ark van het Verbond uit het Oude Testament en de lijkkist van de heilige Odrada. De vraag was of deze negende lezing ooit invloed heeft gehad op de voorstelling van de H. Odrada of op een devotie-object.

De Ark van het Verbond zou in het Oude Testament uitgroeien tot één van de sterkste religieuse symbolen van de Israëlieten. Op bevel van Jaweh werd de Ark gemaakt uit nooit rottend accaciahout, daarna belegd met goud. De Ark bevatte de Stenen Tafelen met de tien geboden, door Jaweh aan Mozes geschonken; verder een gouden vaas met manna, het reddingsmiddel tegen de hongerdood van de Israëlieten in de woestijn; tot slot de staf van Aäron, symbool voor de uitgelezenheid en de bijzondere bescherming van het Joodse volk in Egypte. Mozes zou zijn volk vanuit Egypte naar het Beloofde Land Palestina leiden; de tien plagen van Egypte zouden de farao overtuigen om toe te geven. Mozes werd hierbij geholpen door zijn oudere halfbroer Aäron. Aäron was een betere spreker dan Mozes; hij had ook zijn steentje bijgedragen om de Egyptische koning te overtuigen; het was zijn houten staf die opeens tot bloei kwam; het was zijn staf die plots veranderde in een slang. De Ark werd bewaard in de tempel te Jerusalem.

Odrada werd begraven in een wilgenhouten kist, die tot Alem werd vervoerd op een kar met een span jonge lastdieren. Odrada werd begraven te Alem aan de Maas en kreeg er een basilica, waar door haar bemiddeling veel wonderen gebeurden. In de negende lezing werd benadrukt dat de Ark aanleiding gaf tot twisten en moorden op verscheidene plaatsen; dat was het Oude testament. Odrada daarentegen vertegenwoordigde het nieuwe geloof gebaseerd op het Nieuwe Testament; Odrada toonde de nieuwe weg; door boetedoening en door haar levenswijze; zij maakte duidelijk hoe heiligheid moest bereikt worden.

In het Oude Testament (Exodus 25: 10-30) werd de Ark volledig beschreven. Zij was tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed en anderhalve el hoog (1 el = ca. 69 cm). De Ark werd gedragen met vier ringen waardoor draagstokken werden geschoven. Bovenop de Ark werd een gouden verzoendeksel geplaatst van tweeëneenhalve el lang en anderhalve el breed. Hierin werd het bloed opgevangen indien er een zoenoffer werd gebracht. Twee cherubijnen werden boven dit deksel geplaatst; zij knielden neer en waren naar elkaar gericht met de blik gericht naar de Ark onder hen. Hun wijdse vleugels raakten elkaar boven het verzoendeksel.

Volgens de meest gangbare theorie werd de Ark vernietigd bij de verwoesting van de tempel van Jeruzalem waarin ze was bewaard. Sommigen beweren dat de Ark nog bestaat en vroeg of laat zal teruggevonden worden; te vergelijken met de zoektocht naar de H. Graal. Dit belet niet dat de voorstelling van de Ark overvloedig voorkomt in de christelijke iconografie. Talrijk zijn de voorstellingen op communiebanken, altaren, kelken of cibories. Hier geldt de Ark als voorafbeelding in het Oude Testament van de Eucharistie of Christus; deze laatste was het uiterste zoenoffer waardoor het Nieuwe Leven werd gebracht. Meestal worden Oude en Nieuwe testament tegenover elkaar geplaatst. De uitbeelding van de Ark zal ook evolueren in de tijd. De uitbeelding van de serafijnen worden vrijer geïnterpreteerd door ze rechstaande of ruggelings naar mekaar gewend voor te stellen; soms zijn er slechts twee cherubkoppen.

In de vita van Sint-Odrada werd de vergelijking met de Ark sterk doorgetrokken: “Ik heb toch gezegd dat door deze maagd heel toepasselijk de Ark van het Verbond wordt afgebeeld, omdat wij in haar spiritueel alle dingen vinden die in de Ark, naar men vermeldt, materieel aanwezig geweest zijn”.





1890-1891 Aankoop van een beeld van de H. Odrada


Het initiatief tot de aankoop van een beeld van de H. Odrada werd te Balen genomen in september 1890, tijdens de parochiefeesten bij gelegenheid van de toediening van het H. Vormsel door Zijne Eminentie de Kardinaal Goossens. Bij die gelegenheid lanceerden twee Balenaars-priesters het voorstel: Z.E.H. Geboers, pastoor-deken van Puurs en E.H. Van Olmen, secretaris van de aartsbisschop. De twee initiatiefnemers zaten ook in de eindfaze van hun publicatie over het leven van Sint-Odrada[2]. Er zou een oproep gedaan worden om via giften het initiatief van de aankoop te financieren.

Op 5 november, feestdag van de H. Odrada, werd het initiatief voorgesteld vanop de preekstoel in de kerk. Om te weten of het initiatief succesvol kon zijn, werd er een halve dag rondgegaan op de Markt. Tot groot contentement werd er 400 frank bij mekaar gehaald en besloot men alle huizen van de parochie te bezoeken voor een bijdrage. Volgens de verslaggeving nadien waren er slechts drie huizen die weigerden. Uitschieters waren de enkele notabelen van de Markt die 50 frank gaven en sommige Balense priesters die 100 frank gaven. Iedereen gaf naar godsvrucht en vermogen, zowel de notaris en de burgemeester als de brouwer, de dienstmeid of de dienstknecht. De registratie van inkomsten en uitgaven werden zorgvuldig bijgehouden (Kerkarchief Balen Sint-Andries nr. 45). De pastoor en de twee onderpastoors waren vrijgesteld van gift omdat men oordeelde dat zij al onkosten genoeg hadden ter wille van het initiatief. Een bijzondere gift was ook het bedrag van 36 frank, voorvloeiende uit de verkoop van het boekje over het Leven van Sint-Odrada door Geboers en Van Olmen. Er werd in het totaal 2.077,42 frank opgehaald (zie bijlage). Dit was ruim voldoende om een beeld aan te kopen met voetstuk en troon. De bijeengebrachte som was zelfs zo groot dat men dacht aan een tweede opdracht namelijk de vervaardiging van een reliekschrijn van de H. Odrada. Blanchaert en Bressers kregen de opdracht om een beeld te maken. Festraets uit Mechelen kreeg de opdracht om een offerte te maken voor een reliekschrijn. De totale kosten zouden echter oplopen boven het ingezamelde bedrag. De kerkfabriek zou het tekort bijpassen tot 2525,37 frank. De financiële gegevens over rondhaling en kostprijs werden zorgvuldig bijgehouden in een boekje, zoals blijkt uit de notities in bijlage.


De aankoopfacturen (KAB Sint-Andries nrs. 54, 55 en 56)


De oudste facturen dateren van juli 1891. E.H. Geudens, onderpastoor van Sint-Andries, hield zich bezig met de administratie van de aankoop; hij betaalde in de maand juli 378,65 frank aan Leopold Blanchaert te Maltebrugge Sint-Denijs-Westrem. De beeldhouwer had het beeld gekapt in rood Rigasch dennenhout; Riga is gelegen in Letland aan de Oostzee. Het polychromeren werd aan iemand anders overgelaten. In dezelfde maand juli maakte Leonard Blanchaert, broer van Leopold, een rekening op voor onderpastoor Geudens; 662,4 frank werd aangerekend voor arbeid en materiaal (hout, ijzer) voor het maken van de troon, het voetstuk, de lichtarmen, het verpakken en verzenden en het maken van ringen voor de berriestokken. Leonard was werkzaam te Maltebrugge Sint-Denijs-Westrem in de “Fabriek van kerk- en salonmeubelen Middeleeuwschen Stijl”. Onderaan handtekende Leonard Blanchaert voor voldaan.

Voor het polychromeren van het beeld zal er eerst op 24 oktober 1891 (na de inhuldiging) een rekening toekomen te Balen, gericht aan de heer onderpastoor te Balen. A. Bressers-Blanchaert, Huis St. Lucas, Peperstraat 22 te Gent, zond een rekening voor het “vergulden en schilderen van een beeld van de H. Odrada, met gouden damast, verder het vergulden en schilderen van troon en piëdestal”. Blijkbaar werden de betalingen niet goed opgevolgd want op 5 november stuurt Leonard Blanchaert opnieuw een debetrekening aan de kerkfabriek van Balen voor de elementen van het hoger vermelde bedrag van 662 frank. Werden de bestellingen en facturen niet goed opgevolgd? Het is mogelijk. Op 21 december stuurde huis St. Lucas opnieuw een debetrekening van 418 frank aan de onderpastoor. Deze laatste rekening zit in de archieven van de kerkfabriek en werd als “voldaan” gehandtekend door A. Bressers-Blanchaert.

De factuur van de relikwiekast werd naar de kerkfabriek gestuurd op 21 juli 1891, door de “Fabrique d’ ornements d’ église P. Festraets, 53, rue du Bruel, Malines”. Voor de verkoop en de levering van een grote reliekhouder “style gothique”, met een compartiment in velours voor de relieken van Sint-Odrada, met een draagstel in eik en een houten kist, er werden 1.066,50 frank aangerekend. De houten kist kostte 16,50 frank; we mogen veronderstellen dat het hier om een verpakking ging om de relikwiekast veilig naar Balen over te brengen. De factuur werd voor voldaan afgetekend door de zoon M. Festraets; dit deed hij in naam van zijn vader. In de omschrijving van de opdracht treffen wij nergens een allusie op de symbolische betekenis van de reliekhouder en een mogelijke vergelijking met de Ark des verbonds uit het Oude Testament.

Indien alle facturen samen werden geteld, kwamen wij tot een bedrag van 2.525,17 frank, een bedrag dat ook door verslaggever werd genoteerd en waarvoor de kerkfabriek gedeeltelijk moest bijspringen namelijk 447 frank. Wij krijgen dan ook de stellige indruk dat het verslag eerder achteraf werd opgesteld, zeker wat de definitieve afrekening betreft.



Een raar document


In het kerkarchief (nr. 929) zit een raar document. Het is opgesteld door het “Komiteit der Monumenten” van het Aartsbisdom Mechelen. Dit Komiteit stuurde een advies (nr. 186) naar de parochiekerk te Bael (sic) over de relikwiekas van de H. Odrada, in verguld koper. Het Komiteit deed opmerken dat de tekening voor de relikwiekast, gemaakt door Festraets, een kast voorstelde die normaal bedoeld zou zijn voor grote relikwieën. Maar vermits men in Balen slechts beschikt over een kaaksbeen (en niet een skelet), vroeg het Komiteit zich af of het voorstel niet wat te groots was gedacht… “wat te grootsch aangelegd”.

Daarbij kwam nog dat het blijkbaar de bedoeling was de relikwie rond te dragen in de processie. Daarom stelde men voor een nieuwe gedacht te laten uitwerken. Als richtlijn gaf het Komiteit twee tekeningen mee die hadden gediend voor bestaande relikwiekassen: te Tongeren en te Keulen.

Het zou bijzonder interessant zijn om deze drie tekeningen eens te bestuderen. Vooral de ontwerptekening van Festraets moet verhelderend zijn. Was er hierbij een koffer voorzien die de Ark moest symboliseren? Is nadien de opdracht gewijzigd geworden? Was het opzet te groots? Of begreep het Komiteit de opdracht wel correct? Was het niet de bedoeling om boven de kist van de Ark de reliekhouder van de H. Odrada te plaatsen en aldus de zinvolle vergelijking van de negende lezing gestalte te geven? Het was niet de bedoeling om de relikwiën van de heilige in de Ark op te bergen. Monseigneur Van Olmen zal te Mehelen het dossier wel opgevolgd hebben vanop de eerste rij. Misschien was het geheel toch te groot en te zwaar om gemakkelijk hanteerbaar te zijn. Zeker indien de Ark ook in koper werd uitgevoerd. Heeft men daarom beslist om alleen het verzoendeksel bovenaan de Ark weer te geven als draagplatform voor de engelen die de reliekhouder met de relikwie dragen. Het huidige uitzicht komt tegemoet aan deze optie. Er is geen kist aanwezig; vanaf het verzoendeksel hangen vier fluwelen panden naar beneden. Het platte koperen deksel is het draagvlak waarop twee engelen zijn uitgebeeld die het neogotisch reliektorentje draagt met relieken van de H. Odrada. Het advies van het Komiteit werd geformuleerd op de zitting van 24 april 1891. De inhuldiging van beeld en reliekhouder vond plaats op 22 juli, drie maanden later. Wij kunnen ons niet voorstellen dat er nog voor een nieuw project kon gekozen en uitgewerkt worden.


Inhuldiging van 22 juli 1891


Het was een feestdag die woensdag. Heel het dorp stond op zijn kop . Om acht uur ‘smorgens stond de markt al vol volk. Allemaal op hun paasbest. “Een diepe godsvrucht tot de H. Odrada en een groot vertrouwen in de Heilige was altijd onder het volk gebleven”. Alle huizen waren versierd. De grote klok werd reeds de avond te voren geluid. De Gazet van Moll zou uitvoerig verslag uitbrengen van de feestelijkheden. Veel volk was er. Alle stoelen werden uit de kerk genomen om zoveel mogelijk mensen bij de inzegening in het bedehuis te laten. Het gebouw werd volledig ingenomen door staande gelovigen en evenveel volk stond buiten de kerk omdat er geen plaats meer was. Na het evangelie beklom pastoor-deken Geboers de preekstoel. Hij sprak er over het grote geluk van de Balenaren om zo’n bijzondere voorspreekster te hebben in Balen, in Milligem en in de Kempen. Tot slot maakte hij ook de vergelijking met de Ark des Verbonds. Zoals de Israëlieten hun Ark des Verbonds naar de tempel brachten, zo werd ook de H. Odrada naar de Balense kerk gebracht, “volg haar deugden en haar leven na…” De mooie kunstwerken werden nadien door de belangrijkste straten gedragen. De Gazet van Moll beschreef uitvoerig de stoet die door het centrum trok met twee muziekkorpsen, gendarmen, bazuinblazers, de scholen, de congregaties, groepen maagdekens van Millegem en Kerkhoven, een groep die de terugkeer van Sint-Odrada uit Milligem voorstelde, engelen die de deugden van Sint-Odrada verzinnebeelden, een ossenspan met de lijkkist, het onthaal te Alem, de relikwiekast en het nieuwe beeld in haar baldakijn. De straten waren versierd en een massa bedevaarders schoof mee aan met de processie. Enkele dagen later, op zondag 6 juli trok deze inhuldigingsprocessie nog een tweede keer uit. Er was weer evenveel volk.

De Balense pastoor E.H. Van den Bossche was ziekelijk en even vreesde men dat de plechtigheden moesten uitgesteld worden. Gelukkig werd hij beter in die periode . Hij bleef echter zwak. Hij stierf in oktober van dat jaar 1891. E.H. Van der Donck, pastoor van Halle, zou hem opvolgen en werd ingehuldigd op 24 december 1891.



Authenticiteitsattest van 26 augustus 1891 (Parochiearchief Balen farde nr. 985)


Balenaar F. Van Olmen, secretaris van de aartsbisschop van Mechelen, zorgde ervoor dat de verering van de reliek in het nieuwe schrijn ondersteund werd door de nodige attesten en goedkeuringen. Kardinaal Petrus Lambertus Goossens, primaat van België, leverde een attest af voor de relikwieën van de H. Odrada:”ex ossibus Sanctae Odradae, Virg. Balensis”, het was een rest uit het gebeente van de heilige, en, ongetwijfeld op aandringen van Van Olmen, werd er toegevoegd dat het om een Balense heilige ging. De tekst gaf verder uitleg bij de bewaarplaats van de reliek: “theca chartaria formae sexangulae”, een zeshoekige houder met

venstertjes. Er werd toelating gegeven om de relieken uit te stallen en te vereren. Het document werd ondertekend door de vicaris-generaal I. Ketelbant en de secretaris F. Van Olmen. De beschrijving van de houder neemt alle twijfels weg over de vraag naar de houder. Waar men zich niet over uitsprak was de herkomst van de reliek. Vermoedelijk heeft de kerkfabriek de toelating besproken om een stukje van de onderkaak vrij te maken om het in de nieuwe houder te plaatsen.



BIJLAGEN


1. Lijst der giften / Door de Baelenaren gedaan / Voor een nieuw beeld van de / H. Odrada

Parochie-archief Balen Sint-Andries farde 45


Merkt samen 605,50 fr

Zand samen 29,25

Driehuizen samen 10,70

Hooge Reysberg samen 8,95

Reysberg samen 49,60

Gerheyden samen 56,90 fr

Schoorheide samen 14,15 fr


Alles samen 775,05 fr


Op andere gehuchten samen 380,37 Alles samen 1155,42

Berg, Tenderlo, Rosselaar, Hoolst

Holven, Hoolsterberg, Scheps, Schoor, Steeg,


Baelenaren woonende buiten de parochie samen 800,00 fr

Priesters, begijnen, particulieren

Alles samen 1955,42


Winst op verkoop Leven van de H. Odrada 50 fr

Interest spaarkas 36 fr

Offer op de dag van de inhuldiging 36 fr

Alles samen 2077,42 fr


Ontvangen van de kerk(fabriek) 447,95

Alles samen 2525,37 fr


2. Uitgaven voor beeld en relikwiekast

Parochie-archief Balen Sint-Andries farde 45


Aan M. Festraets Mechelen voor de

Relikwienkas met draagbarrie 1066,50 fr


Aan de Heeren Blanchaert en Bressers voor

het beeld, voetstuk en troon: 1458,87 fr


Aan Leonard Blanchaert

1. Voor roode delen hout: arbeid en ijzerwerk

van eenen troon en voetstuk voor het

beeld van de H. Odrada 538,22 fr

2. Voor de koperen branchen 84,00 fr

3. Voor de embaleerkisten, en verzenden 25,75 fr

4. Voor hout en arbeid van 4 colissen voor

het inschuiven der berriestokken 14,25 fr


Aan Leopold Blanchaert

Voor het maken van het beeld des H.

Odrada, gesneden in rood rigaschhout

het schilderen niet inbegrepen 378,65 fr


Aan A Bressers-Blanchaert

Voor vergulden en schilderen van het

beeld, met gouden damast 113,00 fr

Voor vergulden en schilderen van troon van Balen

piedestal 306,00


3. Rekening van P. Festraets

21 juli 1891. Rekening van P. Festraets aan de kerkfabriek van Balen voor een reliekhouder

Parochiearchief Balen Sint-Andries farde nr. 55


Fabrique d’ornements d’église

P. FESTRAETS

53, Rue du Bruel, 53

Malines


La Fabrique de l’Eglise de Baelen lez Nethe doit pour vente et livraison de ce qui suit :

Malines, le 21 Juillet 1891


1 grand reliquaire style Gothique en cuivre doré avec compartiment en velours pour conserver les saintes reliques de Ste Odrade 1000,00

un brancard en chène 50,00

une caisse en bois 16,50


Total frs 1066,50


Pour acquit

M. Festraets

Pour son père


  1. In de “Vita” werd de levensbeschrijving van een heilige opgenomen. Voor Odrada gebeurde deze beschrijving lang geleden in 1304. Over deze Vita werd een grondige studie gemaakt door A.J. Speetjes in een doctoraat aan de Universiteit van Utrecht. A.J. SPEETJENs, De Vita Odrade: het kapittel van Alem en de verering voor de heilige Odrada (1100-1400), Utrecht, juli 1999. Met vertaling van de Vita uit het Latijn.
  2. A. GEBOERS en F. VAN OLMEN, Het leven van Sint-Odrada, uitgever H. Desain Mechelen, 1891; verkorte, geactualiseerde heruitgave in 1898 bij dezelfde uitgever