Twee in 1907 door de kerkfabriek Sint-Andreas verkochte schilderijen: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<div style="color:#ff0000;"></div> <div style="color:#ff0000;">[[Image:|top]]</div> <div style="color:#ff0000;"></div> <div style="color:#ff0000;"></div> <div...') |
(geen verschil)
|
Versie van 20 apr 2017 om 19:04
Schilderij[[Image:|top]]
In een vorig artikel van dit jaarboek wezen wij er reeds op dat in 1907 twee schilderijen uit de Sint Andrieskerk van eigenaar veranderden[1] en verdeen uit hetkerkelijk patrimonium. In de archieven van de parochie werd deze overdracht rijkelijk gestoffeerd met briefwisseling tussen de verschillende betrokkenen; reden temeer om er een artikel aan te wijden maar ook bood het de gelegenheid om een foute lezing recht te zetten.
In de catalogus van het museum wordt het schilderij als een luik van een altaarstuk beschouwd en beschreven als Zuidnederlandse, dus Vlaamse School van omstreeks 1470-1490[2]. In een vorige catalogus werd het kunstwerk nog omschreven als “Noordfrans, mogelijk de School van Amiensâ€.
Het tweede schilderij is van jongere datum en werd toegeschreven aan Pieter Aertsen (1507-1578), die tussen 1536 en 1556 werkzaam was te Antwerpen[3]. Het schilderij stelt de laatste faze van het lijdensverhaal voor. De eerste aanblik van de voorstelling is eerder verwarrend; het oppervlak wordt grotendeels ingenomen door de berg Golgotha, gevuld met tientallen personages die groepjes vormen en verscheidene onderdelen van het lijdensverhaal in beeld brengen. Onderaan links zien wij Jozef van Arimathea die Jezus’ kruis helpt dragen; zij worden omringd door soldaten, ruiters, rechters te paard. Langs het pad naar de top van de berg staan nieuwsgierige toeschouwers, soldaten en ruiters die bij het spektakel willen aanwezig zijn. Rechts vooraan een groep mensen te voet en te paard, beladen met manden en kruiken vermoedelijk op weg naar de markt en de stad die uiterst links in een berglandschap ligt; mogelijk zien deze handelaars in het Calvariegebeuren een gelegenheid om wat extra’s te verdienen. Overal op de bodem liggen knoken en schedels, wij zijn op de Golgotha, de schedelplaats. Voor de groep van de Kruisdraging stappen twee figuren met een T-kruis op de schouders; het is bestemd voor één van de twee moordenaars die wat verder de heuvel optrekken en worden getergd door soldaten. Ter halve hoogte van de berg is een menigte volk samengetroept. Het kruis van de goede moordenaar staat reeds recht en de moordenaar wordt met de ladder omhoog gebracht. Het kruis waaraan Jezus is genageld wordt recht gezet. Links hiervan zien wij de Bezwijming van Maria, omringd door de drie Maria’s en Johannes de evangelist. Op de top van de berg staan talrijke kruisen en zijn de beulen actief met andere executies. De hemel kleurt donker en overal vliegen er kraaien.
De beslissing om twee schilderijen uit het patrimonium te verkopen werd door de kerkfabriek genomen in 1907 naar aanleiding van de restauratiewerken die moesten uitgevoerd worden. Aanvankelijk was er alleen sprake van de vernieuwing van het dak maar spoedig zou blijken dat er nog ander werk op de plank lag. Uit financiële noodzaak ging de kerkfabriek op zoek naar nieuwe fondsen om hun deel van de onkosten te kunnen betalen. Pastoor Geudens had daarom een brief gestuurd naar députée Verachten van de provincie Antwerpen om hem raad te vragen. De bestendig afgevaardigde antwoordde dat hij twee personen kon vermelden die konden bijstaan bij het beoordelen van het stuk en vooral het bepalen van de financiële waarde van de kunstwerken[4]. De heer Delehaye, wonende in de Lange Nieuwstraat te Antwerpen, was een kunstkenner van goede naam; hij was kunstschilder en hersteller van schilderijen. “Ik meen dat hij ook Katholiek is, doch verzekeren kan ik het nietâ€. De tweede vermelde expert was de heer Maillard, kunstschilder en hersteller van schilderijen, wonende in de Gezondheidsstraat te Antwerpen. Maillard had, tot voldoening van de deputee, één van zijn schilderijen gerestaureerd. Maillard was geen lid van een officiële commissie. “Hij schijnt mij een heel bevoegd persoon. Ik ken zijne politieke denkwijze nietâ€.
Pastoor Geudens hield blijkbaar van aanpakken en nam onmiddellijk contact met de twee experts Delehaye en Maillard. Blijkbaar waren de schilderijen reeds overgebracht naar het Museum voor Schone kunsten te Antwerpen, waar ze voor het museum werden getaxeerd door het Komiteit voor Schone Kunsten maar waar ze ook konden worden bekeken en gewaardeerd door onze twee experts. Voorzichtigheidshalve had Geudens eerst naar de onkosten voor de expertise gevraagd. Louis Delehaye vroeg 25 franken, Maillard 10 franken[5]; de erelonen waren erg verschillend; de schattingen zouden evenredig zijn.
Ik heb het genoegen U te berichten dat de Beheerraad van het Kon. Muzeum van Antwerpen, op mijn dringend voorstel, ertoe besloten heeft aan de fabriek van uw Kerk het volgende bod te doen:
Het kwam den Beheerraad voor, dat deze prijzen, vergeleken bij die, welke, in openbare verkoopingen, zelfs, voor werken van dat gehalte betaald werden, zeer aannemelijk zijn. Zooals ik u mondeling zei, kocht het Muzeum voor minder dan 2000 fr. een puik stuk van G. de Craeyer hoog ca 5 meter en breed ca 2 meter van de Kerkfabriek van Oud-Turnhout, pas 4 jaren geleden. Een merkwaardig tafereel van P. Aertsen, getekend nog erbij, werd in openbare veiling te Brussel gekocht in 1905 door Mr de Volder voor minder dan 500 fr. Een Joachim Beukelaer van waarde werd in Amsterdam openbaar verkocht minder dan 2000 fr en hangt nu in ons muzeum.
De Raad herinnert er tevens aan, dat de Kruisdraging heel zeker moet geparketeerd[6] worden, en daarom ontdaan van oude, slechte overschilderingen en eindelijk gerestaureerd. Het Avondmaal moet ook herstellingen ondergaan en zal best ook met parket belegd worden. Daarenboven is ons een groote en uiterst merkwaardige Joachim Beukelaer aangeboden, alsmede een Franken en ’t is op mijn krachtig aandringen dat de raad de voorkeur geeft aan de 2 stuks uit Balen.
Meer dan de gemelde sommen is de Raad niet bereid te besteden.
Ik hoop, evenals de heer van Leemputten, dat onze aanbieding zal billijk bevonden worden en dat gij ons spoedig zult laten vernemen, dat de fabriek aanvaardt.
Is dit laatste het geval, dan durf ik U dringend aanraden, in het rekwest , dat de fabriek zal zenden naar de Commissie van Monumenten en kan ’t Ministerie tot verkrijging van de nodige autorisatie tot verkoop, wel uitdrukkelijk te doen begrijpen: 1. Dat de twee schilderijen voor de kerk van Balen geen nut of bijzondere beteekenis hoegenaamd opleveren; 2. dat zij aldaar gevaar loopen teloor te gaan; 3. dat de kerk voor andere doeleinden van onmiddellijk nut geld van noode heeft; 4. dat de 2 stuks voorloopig en onder alle voorbehoud van de gevraagde toelating naar den Muzeumraad van Antwerpen gezonden zijn.
Ik zal de stuks voorloopig hier houden en kan u, ten slotte, beloven, de somme te doen uitbetalen begin van Mei, als de zaak doorgaat, zooals ik er durf op rekenen. Een sjek van 3000 fr. zou dan aan de fabriek geworden.
P.S. Nog eens aangeraden: vooral drukken op de nutteloosheid van de 2 werken aldaar en op den geldnood a.u.b.
Op 15 augustus 1907 ontving de pastoor van Balen vanuit Wenen een brief, geschreven door kanunnik Laenen. Deze laatste wenste zich niet uit te spreken over de marktwaarde van de twee schilderijen, zeker als er één bij was dat aan een bepaalde kunstschilder werd toegeschreven. Pol de Mont was vooral in dit schilderij geïnteresseerd. Laenen vond het “onder geen enkel kunstoogpunt een groot meesterwerk. Enkel de personen op het voorplan, die boeren en boerinnen met hune paard of ezel, zijn oprecht wel en naar het leven geschilderdâ€[7]. Met de aankoop wilde Pol de Mont de collectie van het museum vervolledigen. “Voor hem heeft eene schilderij ook waarde wanneer zij in de algemeene kunst-ontwikkeling, ’t zij in die van eenen schilder dan toch, een tijdperk daarstelt. ‘t Is het geval met uwen Peter Aertsen. Ik denk, dat Pol de Mont niet op eenen hoogeren prijs zoude vitten, maar daar hij niet alleen meester is, dat de Commissie (van aankoop) hem, niet volgen zalâ€. De voorgestelde prijs van 3.000 fr. is volgen Laenen niet bepaald onredelijk. Verder vroeg hij te overwegen dat noch het bisdom, noch de Commissie (van Monumenten) akkoord zou gaan met een verkoop van de schilderijen aan een privé-makelaar. De kanunnik gaf de raad om met de prijs akkoord te gaan, met de goedkeuring van de geestelijke overheid. Hij had al opgemerkt dat de algemene toestand van de schilderijen niet te best was; de restauratie zou ook nog geld kosten. Verder had hij geen groot gedacht van het schilderij van het Avondmaal dat “niets merkwaardigs†voorstelde. Vanuit het oogpunt van de folklore kon worden opgemerkt dat de houten borden op de tafel een merkwaardige, vierkante vorm hadden, heel eigenaardig.
Zoals wij reeds in een vorig jaarboek vermeld hebben, keurde het gemeentebestuur de verkoop goed, dit gebeurde op 17 november 1907. Blijkbaar heeft de kerkfabriek nog verder onderhandelt met Pol de Mont en een hogere prijs bedongen. De twee schilderijen gingen voor 5.000 frank naar het museum[8]. In 2012 hadden wij een bedrag gelezen van 75.000 frank, hetgeen een fenomenaal bedrag zou geweest zijn in de huidige contekst. De foute lezing kwam voort uit de schrijfwijze in het verslag. Er stond geschreven “f5000†met een gestyleerde “f†vooraan tegen het bedrag geplakt. Vandaar de verkeerde lezing.
Ik denk niet dat er op dit moment, gelukkig, een dergelijke, officiële verkoop van kerkelijk bezit nog mogelijk zou zijn, welke goede bedoelingen er ook achter schuil gaan. Vroeger dacht men daar anders over; ge weet toch dat het stadsbestuur van Gent ooit het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck verkocht hebben. Hoe zeggen ze dat weer: het verstand komt met de jaren?
AFBEELDINGEN# Antwerpen Kon. Museum voor Schone Kunsten. Schilderij, Het laatste Avondmaal, Vlaamse School, ca 1470-1490, paneel, 121 x 46 cm (KIK Brussel
- Antwerpen, Kon. Museum voor Schone Kunsten, schilderij, Pieter Aertsen (1507-1578), paneel, 108 x 168 cm (KIK Brussel
- ↑ Jaak JANSEN, Verdwenen kerkelijk kunstbezit, in Jaarboek 2012 Erfgoed Balen, p. 177-184, in ’t bijzonder p. 180.
- ↑ Koninklijk Museum voor schone Kunsten Antwerpen, Catalogus Schilderkunst Oude Meesters, Antwerpen, 1988, p. 464, nr. 860, hout, 121 x 46
- ↑ Idem, 1988, p. 16, nr. 862, hout, 108 x 168
- ↑ Parochiearchief Balen (PAB) nr. 791, brief van 12 april 1907.
- ↑ PAB, nr. 791, brieven 13 en 15 april 1907.
- ↑ Parketteren: het schilderij achteraan voorzien van een lattenstelsel om het kromtrekken tegen te gaan.
- ↑ ParochieArchiefBalen nr. 818
- ↑ De aankoop staat vermeld in de catalogus van het Museum: De Aertsen werd aangekocht in 1907, het Avondmaal in 1908. Hier gaat het vermoedelijk om een budgetaire truc om de betaling over twee begrotingsjaren te spreiden.