Balense (kerke)kruiers: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Balense (kerke)kruiers'''<br /> <br /> '''Spotnamen'''<br /> Balen: (kerke)kruiers, turken<br /> Olmen: tutters<br /> Mol: sopwaaikers, smoutringen<br /> Dessel:...') |
(geen verschil)
|
Huidige versie van 4 jul 2025 om 14:35
Balense (kerke)kruiers
Spotnamen
Balen: (kerke)kruiers, turken
Olmen: tutters
Mol: sopwaaikers, smoutringen
Dessel: pezerikken, heikneuters
Geel: zotten
Meerhout: katten
Olen: boeren, kerkekruiers
Turnhout: muggenblussers, binken
Retie: telloorlekkers
Mechelen: maneblussers
Antwerpen: sinjoren, dikke nekken
Brussel : kiekenfretters, ketjes, zinnekes
Wie meer over deze spotnamen wil lezen kan terecht op internet of voor een grondige analyse bij
twee volkskundigen die hierover, ondermeer over Balen, verzameld hebben in het verleden: J. Th. DE
RAADT en J. CORNELISSEN1. Het moet echter eerst duidelijk zijn dat deze spotnamen bedacht werden
door de inwoners van buurdorpen en niet door de inwoners van het dorp waarop de spotnaam
betrekking heeft. De aanleiding voor het ontstaan van de spotnaam moet wel in het dorp gezocht
worden: dat kan een gebeurtenis zijn (vb. “maneblussers”: een of meer Mechelaars hebben wat
teveel gedronken en zien de toren van Sint-Rombouts in brand staan als een felle maan erop schijnt,
zij geven alarm en Mechelen staat op straat); dat kan een hele geschiedenis zijn (vb. “kerkekruiers”:
herhaalde malen hebben de Balenaars last gehad met de kerk die afbrandde, de ingebruikname van
het bedehuis, de langdurige restauratie, de financiële problemen met de bedienaar-tiendeheffer, de
processen, de zoektocht naar een vervangplaats voor de godsdienstige ceremonies… ); dat kon de
mentaliteit van het dorp zijn (vb. de “dikke nekken” van Antwerpen: zoals men in Antwerpen zegt
“met alle chinezen maar niet met den deze; mee hiel aantwaarpen mor nie mee maai”). Sommige
spotnamen zijn dus nog actueel te noemen maar gewoonlijk is hun betekenis verwaterd of vergeten
geworden. Zeker is het dat de spotnamen niet geliefd waren bij de inwoners op wie ze betrekking
1. J. TH. DE RAADT, Les sobriquetes des communes belges, Brussel, 1903, p. 68, 98, 144, 287,
288, 395, 418, 546, 548, 551, 555; 1924, p. 113-118; J. CORNELISSEN , Nederlandsche
volkshumor op stad en dorp, land en volk, Antwerpen, 6 delen, 1929-1937; deel 1 p. 233-234,
p. 237, p 255; deel 6, p. 29 (spotprent Mechelen) .
2
hadden. Volkskundige Cornelissen vermeldt uitdrukkelijk: “Als ge die van Balen wilt kwaad krijgen
dan moet ge ze ‘kruiers noemen”. Die uitspraak van Cornelissen werd wel gedaan tussen de twee
wereldoorlogen. Overal gingen de inwoners de spotnamen ombuigen tot aanvaardbare namen door
er vergoelijkende verhaaltjes aan vast te knopen of een rationele verklaring aan toe te dichten.
Het is niet te verwonderen dat er ter plaatse mooie verhaaltjes worden bedacht om de scherpe
kanten van de spotnaam af te vijlen. Dat verhaaltje van de Olmse tutters kent ge waarschijnlijk wel
en dat verhaaltje van de Balense kruiers ook maar ik wil er toch een moderne versie van vertellen, ge
weet nu toch dat het niet juist is.
Awel het was op een zaterdagnamiddag in oktober. t Was schoon weer en ik was eerst naar de
schoenmaker geweest om halflappen onder mijn sondaagse schoenen te laten zetten. Als ik thuis
kwam zee ik tegen ons Marie : Ik gan naar de keupdag bij de Schaevers; om vijf veu twee zijn ik weg.
Dat gebeurde dan ook zo. Om efkes veu twee stapte ik bij de Schaevers binnen, just op tijd want de
notaris gaf just nen toernee general om de tongen en het verstand wat losser te maken.
Ik doen dat wel geren zo’n namiddag bijwonen. Zien hoe de Balenaren speculeren en rekenen. Zeker
als er zo twee tegen mekanderen op zitten te bieden dan wordt het direct een paar graden warmer en
ziet ge de bankrekeningen op tafel liggen. Deze keer viel het wat tegen omdat er maar een klein
werkmanshuizeke te koop werd gesteld. Na een halfuur was de stress deraf en ik besloot van ergens
anders nog eens binnen te wippen. Eerst bij Louis Hus In de Ton voor een pintje en daarna aan den
overkant bij de Geus waar de borrel genever altijd tot het randeke werd gevuld.
Terwijl ik daar stond zag ik aan den overkant van ‘t straat van alle bewegingen rond de kerk; de
keuister was erbij, de grafdelver Joske Van Genechten, de gerant van de parochiezaal, de smed van ’t
Steeg, zelfs onderpastoor Vloemans stond daar met opgestroopte mouwen. Ik docht daar moet ik het
fijne van weten, daar moet ik bij zijn. “Wa gebeurt er hier”, vroeg ik aan Vloemans. “Ga maar helpen,
vanachter aan ’t koor moet ge gaan duwen; wij willen de kerk wat opschuiven en wat dichter bij ’t
straat brengen”. Zo gebeurde het dan. Iedereen zette zich schrap en duwde met alle macht tegen de
oude bakstenen. Er werd gezucht en gezweet. De smed hoorde de nestels van zijn schoenen kraken en
kon amper ne miljaar onderdrukke. “Jaja”, zei Joske , ”ik voel precies dat ze geet”. De koster zei dat
hem ging zien of er wat verschoven was. Glunderend kwam hij terug: “Ik had mijne jas uitgedaan en
op de grond gelegd en die zit er helemaal onder, de kerk is zeker meer als ne meter opgeschoven.” Er
werd gejubeld en gezongen. We waren echt van overtuigd dat we de kerk opgeschoven en verkruid
hadden, en dat we zo de naam kruiers hadden verdiend.
Kwaaitongen beweren dat de jas van de koster door een bedelaar is meegenomen en dat de kerk
helemaal niet verplaatst is geworden. Dat is serieus gelogen en dik van de pot gerukt. Ik hem het zelf
gezien dat er gene jas niet meer loog voor de kerk.
Uitleg Achteraf
Het is opvallend dat alle dorpen een positief verhaal of positieve verklaring gingen zoeken voor de
spotnaam die hen werd toegedicht. Het plaatselijk verhaaltje is er een voorbeeld van. Andere
motiveringen doen de spotnaam positief overkomen, aanvaardbaar door de inwoners; dat zijn de
zogenaamde rationalisaties. Daarna kon de spotnaam zelfs een merknaam worden die de herkomst
3
van het product duidelijk beklemtoont en opwaardeert: de spotnaam wordt een biernaam, een
plaatselijke koekjesnaam, een restaurantnaam, een trofeenaam, een identitair symbool, de naam
van een standbeeld, de naam van een ploeg…….. Daar is niks mis mee; dat is volkskunde en
volksfantasie.
Cornelissen noteerde in zijn publicatie drie rationalisaties of verklaringen die ter plaatse in Balen
werden gegeven aan de spotnaam: 1. het koor zou scheef staan op de rest van de kerk; 2. Sint-
Andries, patroon van de Balense kerk is patroon van het ambacht van de kruiers; 3. de kerk van Balen
stond aanvankelijk in Scheps en werd verplaatst (verkruit) naar het centrum. Geen enkele van deze
rationalisaties is te weerhouden. Het koor staat niet scheef; Sint-Andries is de patroon van de
schippers en de vissers; in Scheps heeft nooit een kerk gestaan.
De Kerkproblemen in Balen
In het verleden hebben de Balenaars heel wat problemen gehad met hun bedehuis. De kerk werd
tweemaal zwaar getroffen door brand, in 1574 en in 1684. Telkens probeerden de inwoners
geldelijke hulp vast te krijgen van de tiendeheffer, de abdij van Averbode; ze wilden de abdij
inschakelen bij de restauratie(kosten) en telkens liep het fout. Bij de eerste brand vroegen zij zelfs
advies aan de professoren van Leuven maar deze orakelden dat de Balenaars ongelijk hadden en dat
de abdij niet verplicht was van bij te dragen. Bij de tweede brand probeerden de Balense bestuurders
en kerkmeesters hun juridisch gelijk te halen bij de Hoge Raad in Brussel. De betwistingen zouden
tientallen jaren aanslepen en na dertig jaar betwistingen kwam er slechts min of meer schot in de
zaak. De betwistingen en het ongenoegen bleven bestaan. De omliggende dorpen hebben zeker de
spot gedreven met zoveel wringerij, processen en beter-weten2. Ook elders vinden wij sporen terug
van de restauratieproblemen en de betwistingen die de de Balenaren eraan vastknoopten. In de
literatuur lezen wij ook enkele uitingen van dat leedvermaak in de andere dorpen
2 Zie hierover in vorige Jaarboeken 21-24: JAAK JANSEN, 1684 (1-4).
3 J.B. GRAMMAYE, Antiquitates illustrissimi ducatus Brabantiae, Brussel, 1606-1610, Antverpiae Antiquitates,
1610, p. 122-123.
4
I.B. GRAMMAYE3 gaf in het Latijn een boek (1610) uit over het hertogdom Brabant (hierin werden
enkele Kempense dorpen vermeld); in het jaar 1613 brachten ze in de kerk een opschrift aan
(GEBOERS); in 1687 werd door de Mechelaars een opschrift op rijm gezet:
1610
Desselium cum opibus,
Animo cum Rheta carebat,
Molla frumenta,
Balenum turre palude;
Arendoncka ruricolis,
Lommelia mundi machina solvetur
VERTALING
Als Rethy was zonder moed
En Dessel zonder goed,
En Mol was zonder koren,
En Baelen zonder toren ,
En Arendonck zonder moeren,
En Lommel zonder boeren,
Zal de wereld niet lang meer doeren
1613 chronogram (in de kerk)
Infelix Balen decimo sexto ante calendae
Octobris, periifacta rapina feris,
Ochlacen Balen sal nu en ten eeuwighen daghen
Den brant vanden sesthienden septembris beclagen. (16 sept 1578)
5
1687 (rijm door de Mechelaars)
Baelen dat roert oock sijn lippen
Maenebrant, de clock moet clippen,
Dat sij gaen naer hun vroom werck
In’t vercruijen van hun kerck.
(zonder datering)
Die van Mol die zijn geschoren
Ze hebben vier wijzers en geenen toren!
Die van Geel die zouden loopen
Om die wijzers af te koopen;
En die van Balen zijn jaloersch:
Ze hebben ‘nen toren lijk’ ne kroesch4!
Het rijmdicht van 1687 kwam tot stand in Mechelen; waar de Mechelaars zich kwaad gemaakt
hadden toen zij voor “maneblussers” werden uitgemaakt. Zij organiseerden een symbolisch
proces in Geel waarin Balen samen met dertien andere dorpen voor het gerecht van Geel
werden gedaagd: Aalst (ajuinen), Antwerpen, Balen, Brussel, Dendermonde (flauzemakers), Diest
(mosterdschijters), Dinant, Gent (stroppen), Leuven (petermannen), Lier (schapekoppen),
Lokeren (rapenbraders), Poperinge (keikoppen), Vilvoorde (pjeirefretters) en Weert (slijkneuzen).
De Mechelaars met spotprent verdedigden zich tegenover een rechter die in een zetel onder een
grote zotskap had plaats genomen (15de dorp Geel). Achteraan tegen de muur hingen de 14
dorpen met de uitbeelding van hun spotnaam: Balen onderaan tweede van rechts. Alle dorpen
werden in hun hemd gezet met een spotnaam die even vernederend was als deze van de
Maneblussers. De spotnamen werden uitgebeeld in gravures en in schilderijen; de gravures
waren vergezeld van rijmende teksten; bij de spotprent over Balen stond de hier afgedrukte tekst
van 1687. Het ontstaan van de spotnaam moet eerder tegen deze achtergrond gezocht worden.
De verwoestende branden brachten in Balen veel miserie mee; de herstellingen kosten
handenvol geld; de pogingen om de abdij van Averbode te laten bijdragen liepen vaak op een
sisser uit; telkens moesten zij op zoek gaan naar vervangende ruimten om de diensten te laten
doorgaan. Er werd om gelavchen en gespot in de omliggende dorpen. Veel spotnamen werden
uit leedvermaak geboren. Om daar een datum op te plakken is niet gemakkelijk. De volks-
verbeelding (van andere dorpen) werkt wanneer de verbeelding wilt. Zeker is dat de spotnaam
van Kruiers al in 1687 bestond ; toen werd hij in Mechelen vereeuwigd in een prent.
4 Kroes: beker, rijmend op jaloe®s
6
Afbeeldingen
1. Oud Gemeentehuis, Balense Kruier, Raymond Smets, 1987
2. Schilderij, De Maneblussers van Mechelen betrekken 14 andere spotnamen van gemeenten
in een proces, Vlaamse School, ca 1700, olie op doek, 113 x 83
3. Detail van schilderij: Balense kruier
4. Prent, De Mechelse Maneblussers dagen veertiien dorpen of steden met spotnaam voor de
Raad van Geel, 1687, papier en inkt
5. Detail van prent
6. Getekende visie van Frans Smets op de “Balense Kruiers”, 2025.