H Odrada van Balen: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''De Heilige Odrada van Balen.<br /> '''<br /> Bouwstoffen voor de Kunstgeschiedenis. Deel I<br /> door Jaak Jansen<br /> <br /> <br /> <br /> <br /> VOORWOORD.<br...') |
|||
Regel 2: | Regel 2: | ||
'''<br /> | '''<br /> | ||
Bouwstoffen voor de Kunstgeschiedenis. Deel I<br /> | Bouwstoffen voor de Kunstgeschiedenis. Deel I<br /> | ||
− | door Jaak Jansen<br /> | + | door [[Jaak Jansen]]<br /> |
<br /> | <br /> | ||
<br /> | <br /> |
Huidige versie van 6 jul 2025 om 20:14
De Heilige Odrada van Balen.
Bouwstoffen voor de Kunstgeschiedenis. Deel I
door Jaak Jansen
VOORWOORD.
Een legende is de levensgeschiedenis van een heilige of een episode uit zijn of haar
leven, een verhaal betreffende een heilige, een mirakel, een heilig voorwerp, dat
aanvankelijk tijdens de christelijke kerkdiensten werd voorgelezen
en stilaan is geëvolueerd tot een dichterlijk ingeklede kerkelijke overlevering.
De bedoeling van een legende schuilt reeds in haar naam : legende is afgeleid van
het Latijnse woord ‘legenda’, dit wil zeggen ‘wat gelezen moet worden’: ze moet
de mensen iets bijleren, hen aansporen de moraal hoog te houden, het moreel-goede
propageren, ze is dus een stichtelijk werk in een middeleeuws-christelijke sfeer.
De oudste voorbeelden van legenden vinden we reeds terug in de zevende en
achtste eeuw, het moment waarop de versmelting van Gallo-Romeinse en
Frankische cultuurelementen de bakermat vormde voor een nieuwe vorm
van samenleving die de geschiedenis zou ingaan als de Middeleeuwen.
In dit rijpingsproces speelde het christendom een grote rol: het beschouwde zich
zowat als de natuurlijke erfgenaam van het Romeinse rijk, maar integreerde
tegelijkertijd de Frankische cultuur.
Het symbool van deze cultuursynthese was het doopsel van Clovis, en daarop de
kroning van de Frankische koning Karel de Grote tot Keizer-Koning van het Heilig
Roomse (Romeinse) Rijk door Paus Leo III in het jaar 800.
In deze periode duiken de meeste legenden op, denken we vooral aan het
Georgslied, de Legenda Aurea en de Diologus Miraculorum van Caesarius van
Heisterbach, de Acta Sanctorum van de Bolandisten (de grootste verzameling
heiligenlevens waarin alle legenden met betrekking tot de heiligen uit de Rooms
Katholieke Kerk werden opgenomen).
Beter bekende middeleeuwse bewerkingen zijn : Van den levene ons Heren, het
leven van Sinte Lutgart, Theofilus en vooral de Beatrijslegende ; uiteraard zijn
rondom de figuur van de Heilige Maria vele legenden ontstaan. Hier situeert zich
ook voor Geel de legende van Sint-Dimpna (zevende eeuw) en voor Balen de
legende van Sint-Odrada, met als vermoedelijke oorsprong de 8ste eeuw. Deze
legende is waarschijnlijk een vermenging van waar gebeurde feiten, en later met
fantasie doorweven verhalen rond de vrome dochter van de heer van het laathof van
Scheps.
Frankische gewoonten zijn terug te vinden in onze Sint-Odradalegende, o.a. de
voorkeur voor vrouwelijke heiligen en de hoge status van de ongehuwde vrouw die
geen kloosterzuster was.
De Sint-Odradalegende en de eruit voortvloeiende verering van de heilige heeft een
duidelijk positieve invloed laten gelden op de ontplooiing van de Balense
bevolking. Doorheen de eeuwen was zij een inspiratiebron tot het scheppen en
verzamelen van kleine en grote, volkse of hoog gestileerde kunstwerken, in woord
en muziek, in beelden, tekeningen en schilderijen; alzo is de christelijk-gewijde
kunst rond Sint-Odrada ontstaan. In het volksgeloof
vinden we de Odradaverering terug in de bedevaart naar de kapel in Scheps, in de
genezende kracht die de gelovige toeschrijft aan het water van het putteke te
Scheps tegen oogkwalen en veeziekten, in de processies en de wijding van de
paarden en zeker niet te vergeten het toekennen van de naam Odrada aan de meeste
vrouwelijke eerste-borelingen.
Terecht mogen we zeggen dat de H. Odrada mag beschouwd worden als de
patrones van Balen naast onze patroonheilige Sint-Andreas.
Het werk, waarvan ik de eer had het voorwoord te schrijven, mag niet alleen
beschouwd worden als literair en cultuur-historisch waardevol, maar is tevens een
christelijke getuigenis van ons dorp voor zijn patroonheilige.
Een oprecht woord van dank wil ik in naam van de Heemkundige Kring van Balen
richten tot de heer Jaak Jansen die moeite noch tijd gespaard heeft om dit werk tot
stand te brengen.
Balen, zomer 1990
Jos Michiels
Voorzitter Heemkundige Kring Balen
VERANTWOORDING.
Honderd jaar geleden werkten de Balenaren Andreas Geboers en Frans Van Olmen
aan de voltooiing van hun rijk gedocumenteerde boek over de heilige Odrada. De
eerste was vooraan in de zestig, de tweede achteraan in de twintig. Onwillekeurig
gaat men zich afvragen wie deze grote schat aan informatie bij mekaar heeft
gebracht. De uitgebreide kennis aan feitenmateriaal, historische bronnen en
kunsthistorische overblijfsels kan slechts het resultaat
geweest zijn van veel opzoekingswerk, herhaalde contactnemingen en een
uitgebreide kennissenkring. Wij kunnen slechts onze bewondering uitdrukken voor
hun grote ijver en zorgzaamheid.
Anderzijds loont het de moeite om honderd jaar later een bilan op te maken van
hetgeen vroeger werd genoteerd en datgene wat er nog van gehandhaafd kan
blijven. Verscheidene andere onderzoekers zijn immers nog met
studiewerk bezig geweest over onze Balense heilige, waarbij de vraag naar de
historische achtergronden de meest prangende waren : wanneer leefde de H.
Odrada? - welke sprekende elementen zijn er aanwezig in de legende? - welke zijn
de historisch-vaststaande gegevenheden betreffende Otto van Duras, de Alemse
kapittelkerk, de abdij van Sint-Truiden ?... Hier werd verdienstelijk
onderzoekingswerk verricht door A.M. Frenken, M. Koyen, K. Van de Bergh en H.
Van de Weerd.
Ook op literair vlak zijn er belangrijke werken voortgebracht binnen de voorbije
eeuwspanne. In 1929 was er de publicatie van het boek van A. Entbroeckx, waarin
de legende van de H. Odrada werd herschreven tot een christelijk spel. Hét grote
evenement gebeurde echter in 1949 toen in Balen het Sint-Odradaspel werd
opgevoerd, onder de leiding van Ast Fonteine, een openluchtspel in vijf bedrijven.
Dit was ongetwijfeld een hoogtepunt dat verre weerklank heeft gevonden.
Daarnaast zijn er verscheidene schrijvers te vermelden die de legende, al of niet
geromantiseerd, gingen hernemen : Fr. Boschvogel, A. Cuppens, E. Van der Hallen
e.a. Zovele auteurs die in de ban geraakten van deze wonderbare gebeurtenissen.
De tweede Open Monumentendag in de gemeente Balen was dit jaar de aanleiding
om in de Sint-Andrieskerk een tentoonstelling te organiseren rond de voorstelling
van de H. Odrada in de kunst, aansluitend bij de jaarlijks terugkerende
tentoonstellingen tijdens de parochiefeesten. Vermits de ‘H. Odrada in de kunst’
toch een ruimer opzet had, werd het meteen ook de gelegenheid om een inventaris
te maken van de voorstellingen van de H. Odrada in de monumentale kunsten, in
zover zij thans nog aanwezig zijn. De publicatie van A. Geboers en F. Van Olmen
was hierbij het belangrijkste uitgangspunt.
De voorwerpen werden gerangschikt naar hun plaats van bewaring; indien er
meerdere voorwerpen ter plaatse aanwezig zijn werden zij alfabetisch op
voorwerpnaam geordend. De voorwerpen kregen een korte identificatie; daarna
volgde een kunsthistorische beschrijving met probleemstellingen en
achtergrondinformatie. Tenslotte werden de belangrijkste referenties gegeven die
op het voorwerp betrekking hebben.
In het kader van deze opdracht tot inventarisering van de voorstellingen van de H.
Odrada werd ook de bibliografie opgesteld. Het was de eerste maal dat dit
gebeurde. Hierbij aansluitend volgde een vergelijking tussen de uitgaven van 1891
en 1898 van de publicatie van A. Geboers en F. Van Olmen. Naar dit boek werd
ook de legende van de H. Odrada naverteld, een relaas dat hier niet mocht
ontbreken.
E.H. Karel Van den Bergh richtte in 1968 een belangrijke nota aan de toenmalige
pastoor Z. E. H. Draulans, waarin hij kritisch de historische gegevens op een rijtje
zette. Wij dachten dat deze ongepubliceerde en persoonlijk getinte gegevens niet
mochten ontbreken in deze publicatie.
Deze uitgave is een eerste initiatief om rond het bestaande bronnenmateriaal een
geordende groepering tot stand te brengen. Het accent ligt hierbij op de
kunstproductie met dit thema. Later kunnen nog andere initiatieven volgen die een
aanvulling zijn of een nieuw terrein bewandelen. Het is de bedoeling om hier
verder werk van te leveren in samenwerking met de Heemkundige Kring van
Balen. Deze vereniging heeft haar middelen ter beschikking gesteld om hier aan
mee te werken. Wij willen de verantwoordelijken Dr. Jos Michiels en Richard
Vermeulen alsook Lieve Mens en Greta Claes van het secretariaat danken voor hun
bereidwillige medewerking.
Jaak Jansen
Vaartstraat 12
2490 BALEN
JAAK JANSEN BIBLIOGRAFIE VAN DE H. ODRADA VAN BALEN.
Bij het samenstellen van dit bibliografisch overzicht werd geen onderscheid
gemaakt tussen literaire of kunsthistorische bronnen; zij werden door elkaar
gemengd naargelang de alfabetische ordening dit meebracht. Het overzicht van de
lijst is immers beperkt; daarbij kwam nog dat de twee disciplines soms moeilijk uit
mekaar waren te houden wanneer het de verhalen der legenden of vita’s betrof.
Deze lijst kwam slechts tot stand dank zij de hulp van enkele medewerkers zoals de
Heren Kamiel Mertens en J. Henderickx van de bibliotheek van het Hoger Instituut
voor de Kempen te Geel en de Heer Frank van Gewen van
het van Gerwen-museum te Valkenswaard. Onze oprechte dank hiervoor.
Acta Sanctorum, november, 1111, 1894, p57-69, commentaar C. De Smedt.
BAUDOT-CHAUSSIN L., Vies des saints et des bienheureux selon I'ordre du
calendrier, Parijs, 1935-1 959.
BOSCHVOGEL FR., Het meisje Odrada van Scheps, in Sagen en legenden uit
Vlaanderen, Antwerpen, 1980, p. 151 -155.
COENE J., Het leven van de H. Maghet Odrada Gheviert wordende den 3.
November patronersse tot Millegen gheleghen tusschen de Vrijheidt van Gheel en
Moll. Beschreven in 't Latijn door den Eerw. Heere Joannes Gilemannus Canonick
Regulier, ende Supprior van het Roy-Clooster buyten Brussel, in het tweede Deel
van sijnen Hargyologus van Brabant in ’t Jaar 1304. Op ghesocht ende in 't Frans
ghetranslateert door den Eerw. Heere Joannes de Rover Pastoor tot Macharen in 't
Jaer 1682. Ende om 't selve beter bekent te maecken aen de devote Gheloovighe
van de om ligghende Quaertieren door den Druck, ter oorsaecke vande oude
ghevonden Fonteyne ende haer crachtigh water in 't Jaer 1686. in Rijmdicht
ghestelt door Judocus Coene Canonick van Gheel in 't Jaer 1688. Verciert met
schoone Plaeten uytbeldende het leven en de deughden vande Heylighe Odrada
rustende tot Millegem. 't Antwerpen Bij Gonzael van Heylen, op d'Oude Coremert
in den witten Engel, 1688, met prenten van Gonzael van Heylen.
Heruitgave van de tekst begin 19de eeuw door drukkerij P.J. Brepols te Turnhout.
COENE J., Het leven van de H. Maegd Odrada geviert wordende den derde
November. Patroonesse tot Milligem ... gelegen tusschen de Vrijheyd van Gheel en
Moll. Beschreven in 't Latijn door den Eerw. Heere Joannes Gilemannus,
Canoninck Regulier en Supprioir van het Roy- Klooster buyten Brussel in het
tweede deel van zijn Hargyologue van Brabant in het jaer 1304.
Opgezogt en in 't Vlaemsch getranslateert door den Eerw. Heere Joannes de Rover,
Pastoor tot Macharen in 't jaer 1682, bij terugvinden van de fontein in 't jaer 1686,
op rymdigt gestelt door Judocus Coene, canonink van Gheel in 't jaer 1688,
Antwerpen, Jacob Mesens, 1689.
COENS M., Saints particulierement honorés a I'abbaye de Saint-Trond, in Analecta
Bollandiana, 72, 1954, p. 120-1 22, 413-41 7.
COENS M., Le miracle du cheval dompté par une vierge dans les Iégendes de Ste
Aldegonde de Tronchiennes et de Ste Odrada de Balen,in Analecta Bollandiana,
89, 1-2, 1971, p. 103-1 12.
COPPENS J.A., Nieuwe beschrijving van het bisdom 's Hertogenbosch, dl. Ill, 's
Hertogenbosch, 1843, p. 205-207; dl. IV, 1844, p. 74-75.
CUPPENS A., Sinte Odrada's Rit - een zeg uit de Kempen, in de volkstrant gedicht,
1899, 20 pp.
CUPPENS A., Vertellingen uit Limburg, Hasselt, 1923, p. 5-20, versierd met
pentekeningen van G.-J. Wallaert.
DE BELIE W., Herselt. Oudheidkundige gegevens, Kontich, 1973.
DE BRUIN M., De Sint Odrada-kapel te Macharen, in Branbants Dagblad, vrijdag
13 april 1951.
DEFEVER J., Balen Sint-Andrieskerk. Inventaris van haar kunstbezit,
licentiaatsverhandeling 1974-1 975.
DE RAM P.F.X., Sainte Odrade, Vierge, in Vie des Peres, Martyrs ..., Brussel,
1854, p.35-36.
DE RIDDER A., Odrade (Sainte), in Biographie Belge, 16, Brussel, 1901, kol. 78-
80.
DONNET F. EN F. VAN LEEMPUTTEN, Inventaris der kunstvoorwerpen
bewaard in de openbare gebouwen, Mol- Millegem, Sint-Odrada's kerk, 7, 1914, p.
1146 en 1148; Balen, Sint-Andrieskerk, 3, 1909, p. 388; Kapel Sint- Thomas van
Canterbury, 4, 1910, p. 516.
DOYE F., Heilige und Selige der römisch-katholischen Kirche deren
Erkennungszeichen, Patronate und lebensgeschichtliche Bemerkungen, 11, 1929,
p.94.
ENTBROECKX A., De wonderbare rit. - Kristelijk spel -, Kortrijk, 1929.
EYCKMANS K., De parochie en kerk van Sint Servaas te Herselt, Herselt, 1990.
FRENKEN A.M., Sint Odradis van Balen en de Sint Odradiskerk te Alem, in Ons
Geestelijk Erf, XXX, mei, 1956, p. 203-216.
GEBOERS A., Geschiedenis van Baelen, Mechelen, 1906 of 1907.
GEBOERS A. EN F. VAN OLMEN, De H. Odrada van Baelen, Mechelen, 1891;
tweede uitgave 1898.
GRIETENS L., Opgravingen te Scheps-Balen, in De Zuiderkempen, 15,1946, p.
62.
HEURCKMANS S., Duizend jaar Millegem, uitgave Kerkfabriek- Millegem, 1986.
HUISMAN J., Moedergodinnen en heiligen, in Jeugd & Samenleving, 10, 1-2,
1980, p. 36-61.
HUYBEN J., H.J. SCHEERMAN, A. COOLEN EN A. VAN DUINKERKEN, Met
de Heiligen het jaar rond, deel V, Hasselt, 1959, p. 159- 162.
JANSEN J., Kunstvoorwerpen te Balen, in cat. Balen Oud - Balen Jong, Balen,
1969, p. 28-34.
JANSEN J., Cat. Oude kerkelijke beeldhouwkunst in de Oosterkempen, Mol, 1971.
JANSEN J., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen,
Brussel -Antwerpen : Kanton Mechelen 1977, Kanton Mol 1975, Kanton Westerlo
1975.
JONGELEN J.H., Bouwstoffen voor de geschiedenis van Meerhout, Turnhout,
1900, p. 87.
KNIPPENBERG W.H., Odradis, in cultuurhistorische Verkenningen in de
Kempen, III, Oosterwijk, 1968, p. 69-70.
KOYEN M., Sinte Odrada van Scheps, in De Zuiderkempen, 16, 2, 1947, p. 29-37.
KOYEN M., S. Odrada van Scheps, Tongerlo, 1955.
KRONENBURG J.A.F., Nederlandse heiligen in de Middeleeuwen, Amsterdam,
1899, p. 140-152.
Kunstschatten uit het Diestse begijnhof, catalogus tentoonstelling, Diest, 1988.
LAMPEN W., Odrada, in Lexicon fur Theologie und Kirche, VII, Freiburg 1962,
kol. 1 103.
LECLERCQ J., Saints de Belgique, Doornik, 1953, p. 79-80, 147, 168; uitgave
1942: p. 84-85, 152-3, 176-7.
MANGELSCHOTS C., Leven der Heilige Maegd Odrada gevierd wordende te
Milghem, bij Moll, den derden november; Bijzondere patroonesse tegen kwade
ogen, alle ziekten van menschen en vee. Getrokken uit eene oude berijmde
levensbeschrijving dezer heilige, Boekhandel Meerhout, V.J. Dumoulin, 1854;
heruitgave Turnhout Splichal-Roosen, 1876. Odrada v., in Campinia belgica - Nov.
3, in Bibliotheca Hagiographica Latina antiquae et mediae aetatis, dl. II, Brussel
(:Socii Bollandiani), 1900-1901, p. 91 3.
PRIMS F., Campinia Sacra, dl. II, Antwerpen, 1948, p. 212- 214.
P.V.W., De heilige linde, in Vrijheid aan de run, Eindhoven, z.d., p. 41-47.
SCHUTJENS L.H.C., Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenbosch, dl. I, 1870,
p. 343-353 (Vita); dl. 111, 1872, p. 80-89 (Alem); dl. V, 1876, p. 19-21
(Macharen).
SPIERINGS M., De heerlijkheid, de kerk en de Maasdijk van Alem, in Brabants
Heem, 31, 1979, p. 62-67.
STROOBANT L., Le Brabant protohistorique et Iégendaire, in Annales de
I'Académie royale d'Archéologie de Belgique, 7, 2, 1924, p. 1 15-1 17.
VAN AUTENBOER E,, Uit het Molse volksleven, in Profiel van Mol, Mol, 1971,
p. 243-245.
VAN DEN BERGH K., Odrada di Baelen, in Bibliotheca Sanctorum, IX, 1967,
kol. 11 21 -1 123.
VAN DER HALLEN E., Van Sinte Odrada, in Dietsche Warande en Belfort, aug.-
sept. 1924, p. 685-696.
VAN DER HALLEN E., Begenadigden, (Antwerpen), (1925), p. 5-39 (Iste druk),
met afbeeldingen door Anco Wilgboldus.
VAN DE WEERD H., Wanneer leefde het H. Odrada van Baelen ? Haar legende
en vereering, in Ons Geestelijk Erf, 2, 1928, p. 77-99.
VERBRUGGEN J., Mol, toeristische kern van de Kempen, in Profiel van Mol,
Mol, 1971, p. 322.
VERMEULEN R., 50 jaar Kapelanij Schoorheide, in Ledenblad Heemkundige
Kring Balen, 40, 1989.
Voorlopige lijst der Nederlandsche monumenten van Geschiedenis en Kunst.
Provincie Noord-Brabant, 10, 's Gravenhage, 1931, p. 249.
VOS P., Uit de geschiedenis van Mol, in Profiel van Mol, Mol, 1971, p. 126.
DE H. ODRADA VAN BAELEN
EEN VERGELIJKING VAN TWEE UITGAVEN : 1891 EN 1898
Door Jaak Jansen
De twee Balense priesters Andreas Geboers* (+ 1913) en Frans Van Olmen* (+
1937) hebben in 1891 een studie gepubliceerd over het leven en de verering van de
H. Odrada van Balen. Het is een belangrijk basiswerk geworden dat honderd jaar
later nog niets van zijn waarde heeft verloren.
De twee Balenaars waren niet alleen omwille van hun geboorteplaats aan deze
studie geïnteresseerd, er was ook een algemeen klimaat dat deze belangstelling
ging aanwakkeren, en sporen ging nalaten tot in de twintigste eeuw. Een
gelijkaardige belangstelling bestond er in Geel waar de H. Dimpna de aanleiding
zal zijn tot onderzoek van bronnenmateriaal, tot nieuwe devotieuitingen, tot het
bestellen van kunstwerken. De belangstelling voor het oude verleden kaderde in de
neogotische geest van het laatste kwart van de negentiende eeuw en zou enkele
merkwaardige kunstwerken voortbrengen.
De eerste uitgave van het boek over de ‘H. Odrada van Baelen’ in 1891 was
ongetwijfeld veel vollediger dan de tweede uitgave van 1898. De eerste uitgave
telde 141 bladzijden, de tweede slechts 84 bladzijden. De twee auteurs waren er
zich duidelijk van bewust dat er vraag was naar een heruitgave van hun werk maar
ook dat de belangstelling van de toekomstige kopers in een bepaalde richting ging.
In een voorwoord legden zij hierover verantwoording af. In de latere uitgave van
1898 lieten ze verscheidene gegevens weg : de geschiedkundige bijzonderheden
over Balen, de geboorteplaats van de H. Odrada, alsook de bespreking van het
tijdstip waarop de H. Odrada zou geleefd hebben. ‘Wij hebben goedgevonden deze
bijzonderheden hier weg te laten, en enkel weer te geven wat het leven en de
verering van de H. Odrada betreft’. Ook het oude kerkelijke officie van Alem werd
weggelaten in de uitgave van 1898. De Balense priesters hadden deze teksten van
de kerkelijke getijden van de H. Odrada gevonden in een handschrift dat in de Sint-
Pieterskerk van 's Hertogenbosch werd bewaard. Dit officie van de H. Odrada was
in het Latijn opgesteld en werd in extenso gepubliceerd in de eerste uitgave. Om
‘begrijpelijke’ redenen werden deze bladzijden niet meer hernomen in 1898. De
auteurs wilden duidelijk een lezerspubliek bereiken dat geïnteresseerd was in het
levensverhaal en de verering van de deugdzame heilige en dat zich minder
problemen stelde over de historische context ervan. Het is dan ook niet te
verwonderen dat de auteurs in de eerste uitgave hun bestudeerde bronnen
vermeldden (p. VII - VIII) daar waar ze dit in 1898 niet meer deden ; in de eerste
uitgave werden de gegevens uit het leven van de H. Odrada gestaafd door citaten
uit deze bronnen (p. 34, 35, 39, 40, 43, 45, 46, 50, 58, 70), terwijl dit in de tweede
uitgave niet meer gebeurde.
Anderzijds kan vastgesteld worden dat de auteurs in de laatste uitgave van 1898
een aantal aanvullingen gingen doen bij de gegevens omtrent de verering van de H.
Odrada. Meer bepaald waren er in Balen tussen 1891 en 1898 verscheidene
aankopen en feestelijkheden gebeurd in functie van de verering van de Balense
heilige.
Een nieuwe reliekkast werd aangekocht en ingewijd in 1891, het jaar van de eerste
uitgave van A. Geboers en F. Van Olmen. Het betreft hier het neogotische
reliekschrijntje met de architecturale bekroning van een nis met torentje,
waarbinnen een beeldje van de H. Odrada werd geplaatst. Het nieuwe schrijntje
kon worden aangekocht dank zij de milde giften van de Balense bevolking ; het
werd besteld bij de edelsmid Festraets te Mechelen en gewijd door Monseigneur
Anthonis. Bij deze feestelijkheden trok een grote stoet door de straten van Balen-
Centrum ; hierin werden zowel de deugden van de heilige uitgebeeld als
verscheidene voorvallen uit de legende : De wederkomst van Millegem, Het
vervoer van het lichaam naar Alem, Het onthaal door graaf Otto, De inhuldiging
van de relieken te Balen (p. 69).
In de loop van het jaar 1891 werd ook een beeld met voetstuk en troonhemel
besteld tijdens het pastoorschap van de Z.E.H. C. Van den Bosch (p. 68-69). Deze
bestelling werd geplaatst bij Leopold Blanchaert te Sint-Denijs-Westrem. Zij
worden thans alle drie bewaard in de kapel van Schoor.
In 1893 had men een bijzonder bedevaartsgebruik moeten heropnemen. Het was
immers de gewoonte dat de Balenaren bij langdurige droogte naar Millegem ter
bedevaart trokken om er de hulp van de H. Odrada in te roepen. Bij uitzonderlijke
droogte ging men tot driemaal toe naar de Molse parochie en indien nadien nog
geen voldoening verkregen werd, kwamen de inwoners van Millegem op bedevaart
naar Balen. Aldus zou geschied zijn in het jaar 1893, en met succes (p. 67 - 68).
Een nieuwe Sint-Odradakapel werd in 1896 opgericht nabij het Odradaputje te
Scheps. Bij die gelegenheid werd ook het beeld uit het midden van de achttiende
eeuw samen met zijn decoratieve omlijsting overgebracht naar deze wijk (p. 65).
Aldus noteerden de twee schrijvers een aantal belangrijke gegevens die een licht
wierpen op de actieve devotie die er in de Sint-Andriesparochie bestond in het
laatste decennium van de negentiende eeuw. Deze aanvullende gegevens zijn
uiteraard belangrijk om weten. Toch moeten wij vaststellen dat de publicatie van
1891 historisch gezien meer waardevol was om redenen die reeds eerder werden
aangehaald en waarvan de auteurs zich bewust waren.
*Jef Berghmans publiceerde de biografische gegevens over deze twee auteurs in
zijn uitgave over de ‘Balenaren - Geestelijken’ (1989).
Joannes Andreas Sebastiaan Geboers (1827) werd priester gewijd in 1850 en was
pastoor-deken te Puurs in de jaren 1874 - 1912. Naast het boek ‘De H. Odrada van
Baelen’ schreef hij ook ‘Geschiedenis van Balen met bijzonderheden over de
naburen’ (1906 of 1907).
Frans Van Olmen (1860) werd priester gewijd in 1883, werd secretaris van het
aartsbisdom Mechelen in 1885 en kanunnik van de Metropolitane Sint-
Romboutskerk in 1906.
NOTA'S OVER SINT-ODRADA
door E.H. Karel Van den Bergh (+ Geel)
gericht aan Z.E.H. F. Draulans, pastoor te Balen 15/10/1968
Inleiding
Hoe meer van nabij men de schaarse gegevens over de figuur van de H. Odrada
nagaat, hoe duidelijker het blijkt dat deze figuur niet past in de Xllde eeuw, dit is in
het kader van de opkomende feodaliteit. Was er toen in Balen een domaniaal goed
geweest dan zou er minstens een kleine burcht gestaan hebben, bewoond door een
adellijke familie wier naam zeker zou bewaard en gekend zijn. Van iets dergelijks
is geen spoor te bekennen. Integendeel, de achtergrond van Odrada's leefperiode
wijst op gans andere toestanden : een pas tot het christendom bekeerde bevolking,
het nog niet bestaan van een parochiekerk (basilica), nog voortlevende heidense
gebruiken en bijgelovigheid, enz. Een tijd waarin nog Frankische
grootgrondeigenaars bestonden, gunstelingen van de Merovingers of Karolingers.
Er is trouwens een traditie dat de kleinzoon van Karel Martel het grondgebied Mol-
Dessel-Balen anno 781 aan de abdij van Corbie geschonken had. Nadien in de Xlde
eeuw was er in die streek geen feodaal lekenbezit meer mogelijk.
Oningewijden in de geschiedenis eisen van haar een zekerheid die zij niet geven
kan. Geschiedenis is onderworpen aan gans andere wetten als die van de wiskunde
(2 X 2 = 4) of als die van de exacte wetenschappen (water kookt op 100°). De
zekerheid waarnaar de geschiedenis streeft is een morele zekerheid, dit wil zeggen :
een zekerheid die alle onredelijke twijfel uitsluit, een zekerheid die vaak niet boven
een gegronde waarschijnlijkheid uitstijgt. Dit geldt zelfs voor recente feiten : wie is
de moordenaar van president Kennedy ? Welk is de achtergrond van die moord:
persoonlijke wraak, complot, waanzin ? We weten het niet en zullen het wellicht
nooit weten. Dit geldt des te meer voor feiten die 1000 jaar geleden gebeurd zijn in
een periode die uitzonderlijk arm aan documenten was. Sommige periodes van de
oude Egyptische geschiedenis zijn ons nu, door een overvloed van handschriftelijke
bronnen en monumenten beter bekend dan de donkere tijden der Merovingers,
althans in onze gewesten.
We mogen dus, geschiedkundig gesproken, veilig besluiten : Odrada heeft bestaan.
Ze werd als heilige aanzien en dientengevolge aanroepen en vereerd. Dat is
historisch zeker.
De tijd waarin ze leefde is iets anders. Het is ongeveer hetzelfde geval als dat van
Sint-Dimpna. Welk zinnig mens kan aan haar bestaan twijfelen ? Wie dat toch doet,
moet dan maar eens beginnen met het ontstaan van haar verering te verklaren. Hij
zal er vreselijk veel last mee hebben en het ook moeten opgeven. Maar de tijd van
haar marteldood ? Vllde, Vlllste of IXde eeuw? Maar daar bovenuit deze zekerheid:
ze heeft bestaan (stenen kisten enz.), en werd als heilige vereerd en aanroepen. Dat
is niet veel, maar het is essentieel.
Het is dan ook ten zeerste te betreuren dat het bisdom heeft menen goed te doen
met al die oude heiligenfiguren bijna als ongeloof te discrediteren en ze uit de
algemene kalender te verjagen. Het is doodjammer dat men nu, in deze
overgeseksualiseerde tijd, onze vrouwelijke jeugd die aantrekkelijke figuren als
Odrada en Dimpna, heldinnen van de reinheid, tot naïeve, onnozele legenden hoort
degraderen. We hebben ze nodig meer dan ooit, en precies nu jaagt men ze weg.
Geen wonder dat de jeugd begint te geloven dat reinheid en zuiverheid en
maagdelijkheid een utopie is, boven de krachten van onze natuur.
Neem nu nog eens onze Sint-Dimpna. Hoe vruchtbaar heeft haar beeld ingewerkt
op caritatief-sociaal gebied (= verpleging van tienduizenden zwakzinnigen), op
kunstgebied (= een prachtige kerk, verschillende kapellen, tientallen schilderijen,
menigvuldige beelden, toneel, optochten, stoeten en muziek), op folklore-gebied
(duizenden meisjes die haar naam droegen – nu heten ze Solange, Carine of Sonja)
en zo meer. Dat alles vergeten onze moderne beeldstormers, waaronder helaas
zoveel priesters, tot prelaten toe. En wat geven ze in de plaats ? Het is zelfs
eigenaardig dat die zogenaamde legendarische heiligen veel meer en veel dieper de
mensen hebben aangesproken en de kunst en de literatuur hebben geïnspireerd dan
heiligen wier leven op talrijker en meer zekere documenten gefundeerd zijn, en die
nooit een diepe volksverering deden ontstaan.
Bronnen
1 .Een Vita uit 1305 door een Benediktijner monnik van Sint- Truiden geschreven
(Acta Sanctorum, November, tomus II blz. 57-69, uitgave van Brussel 1894, met
commentaar van pater De Smedt).
2. Een canonicaal officie in gebruik bij de kanunniken van Alem, waarschijnlijk
ouder dan de Vita (Schutjes, Geschiedenis van het Bisdom den Bosch, deel I, blz.
345 en volg. - 's Hertogenbosch 1873).
Beide bronnen gaan voort op een veel oudere Vita, die spoorloos verdwenen is.
Wanneer leefde zij ?
Volgens Fl. Prims, Pater Verkoyen en vele anderen zou zij geleefd hebben in de
Xlde eeuw. Daar is heel wat tegen in te brengen.
1. Waarom is de Vita zo vaag in tijdsbepaling en plaats en persoonsnamen als de
feiten amper 200 jaar geleden waren? Het volk had een zeer goed geheugen en de
aartsvaderlijke tradities waren zeer taai.
2. Bepaalde feiten zijn nog 100 % Merovingisch en waren niet meer mogelijk in de
Xlde eeuw: een grootgrondeigenaar was toen zeer onwaarschijnlijk op een
grondgebied dat tot de machtige abdij van Corbie behoorde. Evenmin het houden
van een stoeterij waar nog wilde en halfwilde paarden zo goed als vrij leefden. De
bijgelovigheid in verband met witte paarden (cfr.een citaat uit Tacitus) is nog
oerfrankisch, aldus Tacitus in zijn ‘Germania’ hoofdstuk X , ongeveer in 't midden :
‘Proprium gentis equorum quoque praesagia ac monitus experiri. Publice aluntur
iisdem nemoribus ac lucis, candidi et nullo mortali opere contacti, quos pressos
sacro curru sacerdos et rex vel princeps civitatis comitantur hinnitus ac fremitus
observant’. In vertaling : ‘Een hun eigen gebruik bestaat er in ook van paarden
voorspellingen en waarschuwingen te verwachten. Op kosten van de stam (= van de
gemeenschap) worden in de hogervermelde wouden en heilige bossen witte
paarden gekweekt die niet ontheiligd worden door profaan gebruik. Ze werden
ingespannen voor de heilige wagen terwijl de priester, het stam- of het dorpshoofd
ze begeleidt om nauwkeurig hun gehinnik en hun wilde (spontane en
instinctmatige) reacties gade te slaan. Zo begrijpt men het heilig ontzag dat de
ooggetuigen beving toen ze Odrada rustig zagen aandraven op een heilige,
ongetemde hengst. In hun ogen was dit niet mogelijk dan door bovennatuurlijke
tussenkomst. Odrada werd meteen een door God beschermd wezen. In de Xlde
eeuw zou dit feit heel wat minder indruk gemaakt hebben.
3. Een ander feit dat een Merovingische bijsmaak heeft, is de toestand van een
jonge vrouw die maagd wil blijven ter ere Gods, en die desondanks in de schoot
van haar familie blijft (vergelijk de H. Gudula, de H. Renildis, enz.). In de Xlde
eeuw bestond een dergelijk gebruik niet meer. Dergelijke meisjes wijdden zich toen
toe aan God door de ‘sluieraanvaarding’, later werd dat de professie der 3 geloften
voor de bisschop of zijn afgevaardigde, in de veilige beslotenheid van een abdij
(bijna uitsluitend Benedictinessen).
4. Men kan zich afvragen waarom Odrada tenslotte als heilige werd vereerd? Hier
komen we weer op Merovingische grond terecht. In de Xlde eeuw begon voorgoed
de opbloei der kloosters. Er waren gewijde maagden bij de vleet. Maar in de Vlllste
eeuw was de maagdelijkheid (wel te verstaan in alle vrijheid aanvaard ondanks
prachtige huwelijkskansen en om godsdienstige beweegredenen) bij pasbekeerde
heidenen nog een opvallende uitzondering. Deze maagdelijkheid op zichzelf werd
aanzien als een bewijs van heiligheid.
5. Tenslotte de miraculeuze bronnen of waterputten van Scheps en Millegem. Zeer
waarschijnlijk waren het de putten waar de rondreizende geloofsverkondigers het
doopsel (bij indompeling) hadden toegediend. Willibrordus en Amandus o.a. deden
dit op vele plaatsen. Vanzelfsprekend werden deze doopputten (bv. te Kontich) met
zekere eer omringd. Men beschouwde ze als heilige plaatsen en het is goed
mogelijk dat ze door het volk als miraculeus werden beschouwd en in verband met
Odrada werden gebracht (zo ook het Sint-Dimpnaputje te Zammel). ln de Xlde
eeuw doopte men reeds in de kerk door wassing - ablutio - en niet meer door
indompeling. Het onstaan van die heilige putten was niet meer mogelijk. De
doopvonten hadden ze vervangen.
Alles wijst er dus op dat Odrada geleefd heeft kort na de komst der eerste
geloofspredikers, toen de bevolking van haar streek, waaronder haar familie, nog
maar onlangs geheel gekerstend was. Wellicht was de christen geworden
gemeenschap nog te onaanzienlijk om een bidplaats te bouwen en om er een
priester te onderhouden, dus in de loop van de Vlllste eeuw, misschien in het begin
der IXde eeuw, in alle geval voor de schenking van het grondgebied aan de abdij
van Corbie. Deze schenking zou gedaan zijn anno 781. Deze datum blijkt verdacht
te zijn, men kan hem gerust een halve eeuw opschuiven.
Natuurlijk is hier geen spraak van zekerheid. Maar als men te kiezen heeft tussen
de Vlllste en Xlde eeuw dan verdient de eerste periode zeker de voorkeur.
Er zijn moeilijkheden
1 .Het vervoer van haar lichaam naar Alem blijft onverklaarbaar en het tijdstip van
die overbrenging is al even onzeker.
De voorstanders van de Xlde eeuw baseren hun mening op ontstaan in de Xlde
eeuw van het Kollegiaal Kapittel te Alem, gesticht ter ere van de H. Odrada door de
abdij van Sint- Truiden. Deze abdij had daar inderdaad goederen, zeker sinds 1107.
Daaruit besluit men dat de dood van de H. Odrada en haar overbrenging naar Alem
gevolgd door haar begraving en verering in die periode moeten gesitueerd worden.
Het is mogelijk. Anderzijds moet er voordien te Alem een parochiekerk geweest
zijn, toegewijd niet aan Odrada maar wel aan Sint-Hubertus (Alem hoorde tot het
bisdom Luik). Tot de Xllde eeuw zou er dus geen spoor van Odrada geweest zijn te
Alem. Er zijn echter zwakke punten in dat betoog, zodat het niet overtuigt :
a. er is zeker een kapittel geweest, maar men weet niet wanneer het opgericht werd,
noch wanneer het ophield te bestaan.
b. ook de geschiedenis van de Sint-Hubertuskerk is zeer verward. Het is al
eigenaardig dat Odrada gevierd werd op 3 november, juist zoals Hubertus. Ze heeft
dus de oorspronkelijke patroon vervangen, maar wanneer?
c. Alem ligt aan een scherpe bocht van de Maas die regelmatig overstroomd werd.
Misschien is op die manier de kapittelkerk verdwenen. Het oude Alem ligt nu in 't
midden van de stroom, zegt men.
d. zeker is dat het lichaam der H. Odrada er bewaard bleef tot in 1625, maar hoe en
wanneer is het daar gekomen ?
Als een loutere hypothese kan men daartegenover de mening voorop zetten dat
Odrada te Millegem, waar een kerk was, begraven werd na haar dood in de Vlllste
eeuw. Het kerkje dat er in 1858 stond, was een armzalig geval. Wat moet het in de
Vlllste eeuw geweest zijn. Wellicht kwam haar verering daar niet tot haar recht en
werd haar lichaam afgestaan aan een andere kerk, die dan, om er nog meer luister
aan te geven, begiftigd werd met een kapittel. Deze overbrenging kan later, zelfs
veel later gebeurd zijn omwille van de invallen der Noormannen tijdens de Vlllste
en IXde eeuw (de boorden van de Maas werden herhaaldelijk geplunderd).
2.De officiële kalenders van de oude bisdommen Luik en Utrecht hebben geen
Odrada gekend. Heiligen die niet tot een grote, roemrijke familie of tot een
aanzienlijke kloosterorde behoorden werden veel moeilijker gecanoniseerd. Er zijn
verschillende dergelijke voorbeelden. De stilzwijgendheid der bisschoppelijke
kalenders verwijst trouwens ook meer naar een andere periode dan naar een meer
recente. In de Xllde eeuw was de kerkelijke administratie der bisdommen reeds
flink uitgebouwd. Een geval als dat van Odrada kon toen moeilijk ontsnapt zijn aan
de aartsdiakens van Luik en Utrecht (Alem ligt op de Maas, die toen de grens
vormde tussen deze twee bisdommen).
Besluit
De argumenten ten voordele van de Xllde eeuw hangen af van de plaatselijke
toestanden te Alem, toestanden die onontwarbaar duister en onzeker zijn. Mgr. de
Ram had gelijk : Odrada leefde veel vroeger. Wat er met haar lichaam nadien kan
gebeurd zijn verandert daaraan niets.
Opmerkingen
Hoe is de verering van Odrada te Millegem ontstaan - zelfs met een haar
toegewijde kerk - als haar graf daar nooit geweest is ? De verering van een als
heilig beschouwde persoon begon bijna altijd rond het graf.
De waterput van Scheps is 1,5 m. diep, precies de diepte van een doopput, met
water van ongeveer 1 m. hoogte, waarin de dopeling (volwassen) ongehinderd kon
recht staan en gemakkelijk ondergedompeld werd. De waterput van Millegem was
in een holle boomstronk = nog een typische oude Frankische doenwijze. Men heeít
er tientallen dergelijke ontdekt. Bestond dat gebruik nog in de Xllde eeuw ? Zeer
onwaarschijnlijk.
Bibliografie
J. Coene - Het leven van de H. Maghet Odrada, Antwerpen 1688
A. Geboers en F. Van Olmen - De H. Odrada van Baelen, Mechelen 1898
H. Van de Weerd - Wanneer leefde de H. Odrada van Balen ? - in Ons geestelijk
erf 11 (1928) blz. 77-99.
Vie des Saints - XI deel, blz. 100
M. Koyen - Sinte Odrada van Scheps, Tongerlo 1955
W. Lampen - Lexicon Theologie und Kirche, Kolom 1 103, Freiburg 1962
K. Vanden Bergh - Bibliotheca Sanctorum - IX deel, kolom 1 121 -1 123, Rome
1967
Baudot-Chaussin, deel VI, blz. 21 1
RELAAS VAN DE ‘LEGENDE VAN DE H. ODRADA VAN BALEN’
NAAR A. GEBOERS EN F. VAN OLMEN
Door Jaak Jansen
De H. Odrada werd in de achtste eeuw te Scheps, onder Balen, geboren Haar
ouders waren van adellijke afkomst, zelfs van koninklijke bloede. Zij waren rijk en
machtig en bewoonden het heerlijke slot te Scheps. Daar leefden zij als deugdzame,
godvruchtige christenen ; om hun goedaardige handelwijze werden zij teder
bemind door al hun onderdanen. Alle noodlijdenden vonden troost en onderstand
op het Hof van Scheps. De armen der omstreken, de zwervende bedelaars, de
reizigers en de pelgrims werden er allen even goedhartig onthaald, geholpen en
geherbergd. De zieken en armen werden opgezocht, getroost en geholpen. De H.
Odrada was het eerste en enige kind uit het huwelijk van deze brave edellieden. In
het Heilig Doopsel gaven zij het kind de naam Odrada mee, van het Latijnse woord
Odorata,’Welriekende’. Van kindsbeen af groeide de H. Odrada op in een geest
van ware godsvrucht. Zij hield zich niet bezig met ijdele spelen of beuzelarijen
maar trok zich dikwijls terug in eenzaamheid en gebed; in het bijzonder had zij een
grote godsvrucht voor O.-L.- Vrouw ; vele speeluren bracht zij door met het
versieren van het beeld van de Moeder Gods en met het bidden van gebeden. ’s
Morgens stond zij altijd zeer vroeg op om naar de kerk te gaan die toen nabij het
kasteel gelegen was. Zij was een voorwerp van welbehagen voor haar brave ouders
- zij was minzaam en zoetaardig jegens de dienstboden, lieftallig voor de vreemden
en goedhartig voor de armen. In de loop van de jaren was de H. Odrada
opgegroeid tot een uitnemende lichamelijke schoonheid ; de natuur had haar
wondermild bedeeld met al de begaafdheden, die haar beminnelijk moesten
maken. Zij besloot echter om alleen voor God te leven en zich toe te leggen op het
beoefenen van de christelijke deugden : de ootmoedigheid, de zedigheid, de
liefdadigheid. Door godvruchtige lezingen trachtte zij deze deugden te versterken ;
zij las bij voorkeur de levens der heiligen en de strijd der martelaren. Zij bleef ook
niet gespaard van strijd en bekoring maar wist de verleidingen te verijdelen door
versterving en door kastijding. Zo behaalde zij een volkomen zegepraal. Met de
jaren was Odrada nog bevalliger en bekoorlijker geworden. Zij had stilaan de
ouderdom bereikt waarop zij zou kunnen uitgehuwelijkt worden. Als enige
erfgename van een grote naam en van uitgestrekte goederen wensten velen dat
Odrada met een jongeling van haar rang zou kunnen in het huwelijk treden zodat de
doorluchtige familietak niet zou uitsterven en de deugden en liefdadige werken der
ouders zouden voortgezet worden. Verscheidene edele jongelingen kwamen om
haar hand vragen, zelfs prinsen van koninklijke bloede trachtten haar tot een
huwelijk over te halen, maar Odrada wees aanstonds en met verontwaardiging al
die verzoeken van de hand. Zij wilde getrouw blijven aan haar goddelijke
bruidegom. Omtrent die tijd werd haar deugdzame moeder ziek en stierf. Groter
ongeluk kon Odrada niet overkomen ; zij was enig kind en bleef dus alleen achter
met haar vader. Zonder klagen onderwierp zij zich aan de wil van God en tussen
haar zuchten en tranen herhaalde zij voortdurend : ‘Gij, o God, had ze mij gegeven
- Gij hebt ze mij ontnomen ; dat Uw heilige Naam gezegend weze’. Enige tijd later
hertrouwde de vader. Deze vrouw was stuurs en kwaad van inborst, boos en zelfs
wreedaardig. Dat was zij bijzonderlijk jegens Odrada voor wie zij niets over had
van al wat een moeder voor haar kind gevoelen moet. Aanvankelijk bleef het
beperkt tot een gevoel van minachting maar geleidelijk begon zij de onschuldige
maagd te vervolgen en te mishandelen. Mettertijd zou zij zelfs het leven van
Odrada in gevaar gebracht hebben. Ook de vader onderging deze slechte invloed ;
zijn liefde en genegenheid veranderde in afkeer en haat. Zelfs de dienstboden en
onderhorigen begonnen Odrada te verachten, te versmaden en te kwellen. Allen
spanden samen tegen haar, maar klagen deed ze niet. In die tijd besloot haar vader
met zijn vrouw de kerkwijding te Millegem te gaan bijwonen. De kerk was
toegewijd aan O.-L.-Vrouw en elk jaar werd op 15 augustus deze kerkwijding
gevierd met grote plechtigheid en toeloop van de omliggende plaatsen. Odrada was
reeds meermaals naar Millegem op bedevaart gegaan en ook deze maal wilde zij
mee naar dit heiligdom van de Moeder Gods. De vader toonde zich aanvankelijk
gewillig maar de stiefmoeder weigerde stellig. Toen de vader en de stiefmoeder
vertrokken op 15 augustus, kreeg de vader een helse ingeving en sprak de venijnige
woorden: ‘ Odrada, wij zouden er wel gaarne in toestemmen dat gij ons vergezelde,
maar gij weet het, volgens onze rang moeten wij de reis te paard afleggen, en er is
niet één paard meer beschikbaar voor u. Wilt gij één onzer paarden, die in het
omheind bos grazen, gaan halen om er de reis mee te doen, danmoogt gij ons naar
Millegem volgen’. De vader was een koninklijk vazal die een groot aantal paarden
hield binnen een met een hoge wal en hek afgebakend terrein ; de paarden waren
grotendeels verwilderd. Toen de ouders met hun gevolg vertrokken waren, bleef
Odrada in droefgeestigheid en neerslachtigheid achter. Besluiteloos begon ze te
bidden en zij voelde een bovennatuurlijke, onversaagde moed in haar hart ontstaan.
Zij nam twee stukjes hout en maakte daarvan een kruis ; dan zocht ze een toom en
een zadel en trok onverschrokken op het bos af. Zij opende het hek en trad de
omheining binnen. Al de woeste paarden kwamen in een ontstuimige vaart als
leeuwen op haar afgestormd. Odrada toonde hun van ver het houten kruis en,
naarmate de dieren naderden, schenen zij bedaarder te worden. O Wonder - toen
zij haar naderden werden zij als lammeren ; zij schaarden
zich rond de maagd en bogen voor haar de knieën. Odrada koos er een
allerschoonst, sneeuwwit paard uit, deed het de toom aan, legde er het zadel op,
besteeg het en sloeg de weg naar Millegem in. Zij plukte nog een lindetak om er
desnoods het paard mee aan te drijven. Zij haalde haar ouders in nog voor zij in
Millegem waren aangekomen. De vader was als van de hand Gods geslagen en bad
haar om vergiffenis. Samen zetten zij de reis voort en kwamen spoedig in Millegem
aan. Odrada bond het houten kruisje vast in de manen van het witte paard en
stuurde het terug naar Scheps ; het dier gehoorzaamde. De lindetak die zij had
geplukt, stak zij in de grond te Millegem en aanstonds schoot hij wortel en begon te
groeien. De tak werd een grote, dikke boom die eeuwenoud zou worden ; hij diende
lang als scheidingspaal tussen de vrijheid Geel en de voogdij Balen-Dessel-Mol.
Als zodanig staat hij in de oorkonden vermeld. Odrada ging de kerk binnen en
tijdens haar gebed kreeg zij een hevige, brandende dorst. Het werd zo ondraaglijk
dat zij de kerk moest verlaten, waar zij plat ter aarde viel. Zij stuurde een kort en
vurig gebedtot God en plots ontsprong er naast een oude stronk een bron met helder
water. Odrada dronk ervan en voelde zich aanstonds gans verkwikt. Het volk kwam
toelopen om van dat water te drinken ; verscheidene zieken en kranken dronken er
van en waren eensklaps genezen. Zo werd Millegem een vermaarde
bedevaartplaats. Na de gebeurtenissen in Millegem veranderde de toestand te
Scheps volledig. De vader beminde Odrada nu meer dan ooit ; de stiefmoeder was
diep onder de indruk en had een andere houding aangenomen. De zachtmoedigheid
van Odrada had het kwaad in goed doen keren en haar de eerbiedige genegenheid
van haar stiefmoeder doen winnen. De ouders gaven haar de gelegenheid om naar
eigen goeddunken goede werken te doen. Pijnlijke krankheden en langdurige
ziekten zouden haar echter overvallen. Temidden van dit langdurig lijden was zij
voor allen die haar naderden een wonder van zachtmoedig geduld, overtuigd als zij
was dat God haar kastijdde omdat Hij haar beminde en dat zij door dat lijden
dagelijks gelijkvormiger werd aan haar goddelijke bruidegom. Op zekere dag
verscheen haar een engel die haar troostte en aankondigde dat zij in de hemel ging
opgenomen worden. Zij ontving het Heilig Sacrament der stervenden en gaf een
laatste wens te kennenaan haar vader. Zij wilde niet in Balen begraven worden
maar wenste dat haar dode lichaam in een uitgeholde wilgestam en op een wagen
zou gelegd worden, bespannen door twee hoornbeesten. Zonder leidsman zou deze
wagen moeten vertrekken ; zij wilde begraven worden op de plaats waar de
hoornbeesten halt hielden. De vader verzekerde haar dat dit verlangen stipt zou
worden ingewilligd. Volgens een opschrift van een beeld in de pastorie van Alem,
stierf Odrada op de dag van 28 januari. De wagen met de boomkist vertrok
noordoostwaarts, doorheen de grote heidevlakte. Aan de grenspalen van het Noord-
Brabantse dorpje Alem, eendorpje aan de Maas op ongeveer 15 uren van Balen,
hielden de beesten halt. De klokken van het kerkje begonnen te luiden en
ongetwijfeld zagen de inwoners hierin een teken van de uitzonderlijke last die werd
aangebracht. Honderden mensen kwamen toegelopen om de wagen te zien en de
heilige eer te bewijzen. Verscheidene zieken werden plotseling van hun krankheden
Een bijzonder voorval gebeurde ook nog tijdens deze wonderbare rit naar Alem.
Nabij een pachthoeve stond een dode, vermolmde eik waarin een draaiboom was
vastgemaakt geweest. Tijdens het voorbijrijden van de lijkwagen raakte de wielas
de dode stronk en eensklaps begon hij opnieuw takken en bladeren te krijgen ; hij
zou later terug tot een gezonde eik uitgroeien. Graaf Otto van Duras verwelkomde
de lijkkist als een grote schat voor de heerlijkheid van Alem. Hij liet een kostbare
begraafplaats uitbouwen. Hij bouwde een kerk (basilicale ? ; collegiale ?) en
begiftigde ze met talrijke bezittingen voor het onderhoud van de zeven priesters die
er ten eeuwigen dage
de lof van God zouden bezingen. De feestdag van de Balense heilige werd er
gevierd op 5 november. Alem werd een vermaard bedevaartoord. Ontelbaar waren
de mirakelen die er gebeurden : blinden kregen het gezicht, doven het gehoor,
kreupelen konden gaan. De heilige werd in ’t bijzonder aanroepen tegen veepest en
ziekten van dieren. Volgens de naamloze schrijver van de vita van 1304 zouden de
wonderen grotendeels hebben opgehouden op het ogenblik dat de
levensbeschrijving werd geschreven.
VOORSTELLING VAN DE H. ODRADA
Over de voorstelling van de H. Odrada in de kunst is het laatste woord nog niet
gezegd. De voorstellingen die wij thans kennen dateren van veel later dan de
historische gegevens. De oudste kunstwerken waarop de H. Odrada werd
voorgesteld dateren slechts uit de zeventiende eeuw. Daartegenover staat dat de
heilige reeds in de vroege middeleeuwen werd vereerd en dat er in de dertiende
eeuw een basilica werd opgericht te Alem (Schutjens, 1872). Ongetwijfeld moeten
er in dit bedehuis afbeeldingen aanwezig geweest zijn van de Balense heilige. De
schrijver van de Vita, de monnik van Sint-Truiden, beweerde toch in zijn inleiding
dat de levensbeschrijving van de H. Odrada ondermeer gebaseerd was op een aantal
muurschilderingen die in Alem aanwezig waren. Ongetwijfeld zijn er toen
afbeeldingen aanwezig geweest en werd de Balense heilige in latere eeuwen nog
voorgesteld door beelden, in glasramen, miniaturen, borduurwerk of schilderijen.
Helaas is daar tot hiertoe niets over geweten. Over de hogervermelde
muurschilderingen kunnen wij alleen zeggen dat de voorstellingen vermoedelijk
parallel gelopen hebben met het verhaal van de levensbeschrijving die tot ons is
gekomen. Over hun datering kunnen wij alleen maar zeggen dat zij van voor 1304
moeten geweest zijn, het jaartal waarop de vita werd geschreven.De thans gekende,
oudste kunstvoorwerpen dateren uit de zeventiende eeuw. Zowel in de Antwerpse
Kempen als in Noord- Brabant treffen wij er voorbeelden van aan. Van in den
beginne zijn er duidelijke verschillen aan te wijzen in de voorstellingswijze, in
zover dat men twee manieren van uitbeelden kan omschrijven : een Kempische en
een Noord-Brabantse. De typering zal doorheen de verdere eeuwen aangehouden
worden. In de Antwerpse Kempen legt men meer de nadruk op de adellijke afkomst
van de heilige door haar als een prinses voor te stellen, met kroon en met
hermelijnen mantel. In Noord-Brabant werd Odrada eenvoudiger voorgesteld : in
een gewoon kleed, met een mantel, zonder de adellijke attributen. Beide streken
behoorden nochtans tot hetzelfde bisdom en werden - in de loop van de eeuwen
waarin wij de oudst-gekende voorstellingen kunnen situeren - bestuurd door een
apostolisch vicaris. Blijkbaar nam in de Kempen de nieuwe devotie tot de heilige
Odrada een aanvang toen in 1654 de relieken werden ingehaald te Balen. Hetzelfde
jaar werd ook te Mol de reliek van de H. Doorn ingehaald : ‘A1654 6n augusti
heeft zijne Hoogw. Jacobus Boonen, ter instantie van den Heer vicarius van den
Bosch toegestaen aan het capittel metropolitaen dat zij den cleynen H. Dooren
souden overgeven aen den heer Pastoir ende Weth’. Ook te Mol zou blijkbaar de
vicaris van 's Hertogenbosch een belangrijke rol spelen in de devotie- en
reliekenverspreiding. De relieken van de H. Odrada kwamen te Balen terecht via de
prelaat van Averbode die ze in 1651 had in ontvangst genomen van de pastoor van
Hoogemierde in Nederland. Rond 1654 moet het schilderij van de Sint-Andrieskerk
te Balen ontstaan zijn. En vermoedelijk kende men de vita nog niet goed want de
heilige werd voorgesteld met een wilgetak in de hand in plaats van een lindetak.
Wel werd er veel aandacht besteed aan het ‘historisch kader’ van Scheps : het
kasteel, de Neet, de watermolen. Hoe de reliek toen werd bewaard is thans niet
meer geweten. Te Macharen werden de relieken verworven in het jaar 1663
(Markus De Bruyn, 1951) dank zij de bemiddeling van Antonius Bedix, pater van
Averbode, die een stukje kaaksbeen vanuit Antwerpen overbracht. In 1691 verwierf
en een tweede reliek die werd opgeborgen in een osculatorium, geschonken door
Johannes De Rover, pastoor te Macharen en vurig vereerder van de H. Odrada ;
zijn naam staat vermeld in de zilveren reliekhouder, samen met deze van de
apostolisch vicaris van 's Hertogenbosch. Tegelijkertijd liet de pastoor van
Macharen een reliektombe maken met een buste van de heilige, in een eenvoudig
kleed en zonder attributen afgebeeld. De verwerving van de relieken was ook de
aanleiding tot het organiseren van een processie die vanuit twee plaatsen vertrok :
de Maaskant en het Land van Ravesteyn ; daar waar de twee stoeten mekaar
ontmoetten werd een vertoning opgevoerd op tekst van Johannes de Rover.
Inderdaad, in 1682 had deze Macharense pastoor de vita vertaald van het Latijn
naar het Nederlands. Hij gebruikte hierbij de tekst van de vita die door de reguliere
kanunnik van het ‘Roy-klooster buiten Brussel’ Joannes Gilemannus werd
gepubliceerd in zijn ‘Hargyologue van Brabant’. Dit wordt bevestigd door de
titelpagina van het ‘rijmdicht’ van Judocus Coene dat in 1688 werd uitgegeven
nadat in 1686 te Millegem de ‘fontein’ van Sint- Odrada was teruggevonden ; voor
zijn bewerking gebruikte hij de tekst van Johannes De Rover. Meteen vinden wij
dan ook een derde plaats van devotierevival, namelijk Mol-Millegem. Het nu nog
ter plaatse aanwezige beeld dateert vermoedelijk van na de publicatie van Judocus
Coene (1688). De voorstelling gebeurde in de lijn van de zuidelijke traditie : een
adellijke dame met kroon op het hoofd, om de schouders een mantel met hermelijn
afgeboord. De devotie werd gestimuleerd vanuit de Sint- Dimpnakerk te Geel, waar
Judocus Coene kanunnik was. In de achttiende eeuw zullen wij, voor zover bekend,
alleen in Balen overblijvend kunstpatrimonium i.v.m. de H. Odrada aantreffen,
hetgeen wijst op een nog aanwezige devotie. Bij de oprichting van het zuidelijke
zijaltaar (1699-1720) werd er boven op het altaar een wit paard geplaatst, attribuut
van de H. Odrada ; mogelijk verwijzend naar een beneficie die aan dit zijaltaar van
HH. Cosmas en Damianus werd verbonden. In het midden van de achttiende eeuw
werd de prachtige decoratieve omlijsting ontworpen waarin een beeld van de
Balense heilige werd toegevoegd alsook twee medaillons met voorstellingen uit het
leven van de heilige : Een ossenspan trekt de lijkkist van de H. Odrada naar Alem,
en De H. Odrada plant een lindetak en doet een bron ontspringen te Millegem.
Odrada werd voorgesteld als een adellijke dame met hermelijnen mantel, het witte
paard lag achter haar, de kop geheven naar de heilige. Zij deed te Millegem een
bron ontspringen door een twijg in de grond te steken. In de negentiende eeuw is er
op verscheidene plaatsen een grotere aktiviteit waar te nemen betreffende devotie
en uitbeelding. In Balen werd een nieuwe reliekhouder vervaardigd voor het
kaaksbeen van de H. Odrada. In functie van de devotie te Millegem werd in 1854 te
Geel een ‘Leven der Heilige Maegd Odrada’ uitgegeven ; zij was een ‘bijzondere
patroonesse tegen kwade
oogen, alle ziekten van menschen en vee’. Hetzelfde jaar werd te Herentals
bij drukker V.J. Du Moulin een bidprentje en een gezang van 14 strofen
uitgegeven ter ere van de H. Odrada, patrones van Millegem. Te Balen werd
in 1855 de H. Odrada voorgesteld op een klok die werd gegoten door de
Leuvense klokkengieter Andreas Ludovicus J. Van Aerschodt. De heilige
werd traditioneel voorgesteld met kroon en hermelijnen mantel, het paard
achter haar liggend ; in haar rechterhand houdt zij het leidsel van het paard,
in de linker draagt zij een tak.
In 1860 werden op het koorgestoelte van Sint-Rombouts te Mechelen de
verscheidene Vlaamse heiligen afgebeeld. Hieronder ook de voorstelling van de H.
Odrada van Balen in een lang kleed, met een kroon op het hoofd, in de rechterhand
een lindetak, in de linker een paardeleidsel. In Herselt werd in 1874 door Balenaar
Petrus Josephus Dillen, pastoor van de Sint-Servatiuskerk, een beeld van de heilige
aangekocht. Odrada werd naar het voorbeeld van Balen (uit het midden van de
achttiende eeuw) uitgebeeld : kleed met borststuk, hermelijnen mantel, kroon op
het hoofd ; het wit paard ligt achter en kijkt op naar haar ; in de linkerhand houdt
zij de teugels, in de rechter een lindetak. In 1876 werd een identieke voorstelling op
kleinere schaal geplaatst in de kapel langs de weg naar Aarschot. Ondertussen had
men te Millegem in 1858 ook bouwplannen voor een nieuwe parochiekerk ; ook het
meubilair wilde men grotendeels vernieuwen. Hierbij ging de aandacht vooral naar
de preekstoel die iconografisch het leven van de H. Odrada, patrones van de kerk,
ging uitbeelden. In drie reliëfs werden hoofdzakelijk die gebeurtenissen toegelicht
die op Millegem van toepassing waren en verschenen er ook enkele nieuwe thema's
- H. Odrada wijst de huwelijkskandidaten af, H. Odrada in gebed te Millegem, H.
Odrada doet een bron ontspringen te Millegem. Onder de kuip werd de Balense
heilige voorgesteld in amazonezit op het stappend paard. Zij droeg identieke
kleding en werd op dezelfde wijze voorgesteld als de beelden te Herselt; ze werden
in eenzelfde atelier vervaardigd. Tegelijkertijd deed zich een gelijkaardig fenomeen
voor in Alem waar, zoals te Millegem, een nieuwe, neogotische kerk werd
gebouwd omstreeks 1880 ; ook hier gaf dit feit aanleiding tot het maken van een
nieuw Odradabeeld ; deze heilige was immers patrones van de kerk samen met de
H. Hubertus. Ze werd voorgesteld in een kleed, een bovenkleed en een hoofddoek
dat ook op de schouders rustte ; met de rechterhand hief zij een kruisbeeld in de
hoogte. Naast de heilige stond het paard rechtop met kop naar haar gericht. Even
later zal Balen een heropbloei kennen van de devotie tot de H. Odradatijdens het
pastoorschap van Van den Bossche. Dank zij de milde giften van de Balenaars liet
hij in 1890-1891 een nieuw beeld maken van de geliefde heilige ; een neogotisch
baldakijn voor het beeld werd gekocht en een nieuw reliekschrijn werd
vervaardigd. De zilversmid liet zich inspireren door het bestaande midden-
achttiende eeuwse voorbeeld in de kerk. De beeldhouwer Leopold Blanchaert
maakte een eigen model voor het beeld, met de vereiste attributen : een jonkvrouw
met kroon, een mantel, lindetak in de rechterhand, boek en leidsels in de linker, het
paard ligt geknield achter haar en kijkt op naar haar. Bij die gelegenheid hechtte
Kardinaal Goossens ook zijn imprimaturaan de ‘Litanie ter eere van de Heilige
Maagd Odrada, Patronesse tegen Oogziekten, Razernij en Veepest’ (Mechelen, 16
Mei 1891). Ook de publicatie over het leven en de verering van de H. Odrada
kwam tot stand in datzelfde jaar. De auteurs A. Geboers en F. Van Olmen leverden
een basiswerk, dat reeds in 1898 werd herdrukt en in 1979 nogmaals in fac-simile
werd uitgegeven. Hun ruime kennis van deze materie kan nog moeilijk verbeterd
worden, alleen aangevuld. Zoals de Sint-Dimpna-verering te Geel zal ook de Sint-
Odrada-verering in Balen een ware heropleving krijgen op het einde van de
negentiende eeuw met een nabloei in de twintigste eeuw. Het beeld van Blanchaert
zou op zijn beurt model staan voor de afbeeldingen in het glasraam op het koor van
de Sint-Andrieskerk en voor een beeld van de heilige in de Sint-Jozefskerk te
Balen-Wezel; de lindetak veranderde in een bloeiende tak. In Scheps werd in 1896
de Sint-Odrada-kapel gebouwd nadat de heren Lambrechts, van Vorst, deze
gronden nabij de Neet hadden geschonken aan de kerkfabriek. De ééncellige,
neogotische kapel werd op 5 n~vembeirn gewijd door Z.E.H. Deken Cuypers van
Mol. Achter de kapel was er de Odradaput die zogenaamd nooit droog stond. In
1947 werd aan de ingang van het terrein een groot stenen beeld geplaatst op een
sokkel. De voorstelling is volledig gelijk deze van het midden van de achttiende
eeuw uit de Sint-Andrieskerk. Enkele andere voorstellingen van jongere datum
liggen ook in de lijn van deze navolging : de beelden van Balen (Gerheide) en
Balen (Schoorheide). De meest vrije interpretatie vinden wij in Dessel.
Iconografische voorstelling van de H. Odrada van Balen
H. Odrada als individuele heilige : - voorgesteld als vrouwelijke heilige, van
adellijke bloede, met hermelijnen mantel en kroon - voorgesteld als vrouwelijke
heilige met eenvoudige kleding - voorgesteld als adellijke jonkvrouw in amazonezit
attributen :
- (wit) paard, liggend of neergeknield
- lindetak
- kruis
- rozenkrans
- bloeiende tak
Taferelen uit het leven van de H. Odrada :
- H. Odrada wijst de huwelijkskandidaten af
- H. Odrada bedwingt het wilde paard
- De vader van de H. Odrada smeekt om vergeving
- H. Odrada plant een lindetak te Millegem
- H. Odrada in gebed te Millegem
- H. Odrada doet een bron ontspringen te Millegem
- Een ossenspan trekt de lijkkist van de H. Odrada naar Alem
- Devotie tot de H. Odrada.
-Devotie van de H. Odrada tot O.-L.-Vrouw
CATALOGUS
ALEM
Gemeentebestuur
Zegel van de gemeente Alem (nu onderdeel van Maasdriel)
Met voortelling van de H. Odrada
1817-1821
Bibliografie: L. VAN TONGERLOO, Gemeentewapens, p. 68, afb. p. 74.
ALEM
Kerk H. Hubertus en H. Odrada
Tijdens het werkbezoek van 09.04.2014 door Kamiel Mertens en Johan Claes
fotografeerde deze laatste twee reliekhouders met relieken van de H. Odrada.
Bibliografie: De heilige Odrada. Verzameling van alle publicaties, uitgegeven door
Studium Generale, Balen, 2014, deel 2, p. 918.
ALEM
Pastorie
Op de pastorie stond een oud Odradabeeld, volgens de auteurs Geboers en Van
Olmen; op het voetstuk: obiit die 28 Januarii
GEBOERS en VAN OLMEN: “Dit opschrift bevestigt de overlevering, volgens
welke de kostbare dood van de H. Odrada plaats had op den 28sten dag der maand
Januari, feestdag van de H. Agnes Secundo”.
Bibliografie: A. GEBOERS en F. VAN OLMEN, 1 p. 61-62
1. ALEM (NL.)
Kerk H. Hubertus en H. Odrada
Beeld
H. Odrada van Balen
2de helft 19de eeuw
gepolychromeerd hout, h. 113 cm
De heilige wordt voorgesteld ten voeten uit met een klein, wit paard, rechtstaand
achter haar, de kop opgeheven naar de heilige maagd. Ze draagt een kleed, een
bovenkleed, een hoofd- en schouderdoek. Op het hoofd is geen kroon of diadeem
aanwezig. Met de rechterhand toont zij een kruisbeeld; de linkerarm is voor de
borst geplooid. A. Geboers en F. Van Olmen meenden in 1891 dat de Balense
heilige verkeerdelijk een kruisbeeld in de hand hield : ‘bij misslag heeft men in
hare rechterhand den lindentak door een kruisbeeld vervangen’. Deze, zogenaamde
vergissing werd niet meer vermeld in de publicatie van 1898. Het beeld werd
mogelijk besteld toen ook de nieuwe kerk werd gebouwd omstreeks 1880. Het
werd onlangs gerestaureerd.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 104; 1898, p. 77 - 78.
2. ALEM (NL.)
Kerk H. Hubertus en H. Odrada
Glasraam
H. Odrada van Balen en H. Hubertus van Luik
einde 19de eeuw
gebrandschilderd glas
Volgens A. Geboers en F. Van Olmen was dit glasraam aanwezig boven het
hoofdaltaar.
Niet meer aanwezig JJ 25/08/1990
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 103 ; 1898, p. 77.
3. ALEM (NL.)
Kerk H. Hubertus en H. Odrada
Reliëf
Het wilde paard gehoorzaamt de H. Odrada
Ontwerp door G. Van Dreumel
gebakken door Steenovens Derckx, van Deest
ca. 1946-1947
geglazuurde ceramiek, ca. 80 X 80 cm
Het reliëf is ingemetst in de omheiningsmuur van de kerk. De heilige Odrada wordt
voorgesteld naar het voorbeeld van het houten beeld in de plaatselijke kerk nl. met
kleed, opperkleed, hoofd- en schouderdoek, zonder kroon of diadeem. Zij houdt in
de rechterhand een kruis voor zich, in de linker draagt zij een rozenkrans. Zij
bevindt zich binnen de omheining van een groene en bosrijke omgeving. Een wit
paard komt van rechts naar haar toe en heft een poot omhoog. Het dier is slechts
half uitgebeeld. Uiterst links is er een gebouw zichtbaar.
Het reliëf draagt als inscriptie : ‘H. Odrada wier lichaam op wonderbare wijze van
Balen (België) naar Alem is overgebracht wees onze voorspraak bij God’.
BALEN
Familie Berghmans, op tentoonstelling 1990 in de Sint-Andrieskerk
Tekening
ontwerp voor plaasteren model?
H. Odrada van Balen
opschrift: H. ODRADA BID VOOR ONS
Theophiel Berghmans
midden 20ste eeuw
potlood op papier, 59 x 40
BALEN
Kapel van H. Odrada te Scheps
Onbekende eigenaar
Schilderij (2)
H. Odrada van Balen
Alice Mertens
BALEN
Kerk Sint-Andries
Preekstoel, reliëf
buste van de H. Odrada van Balen
1690
eik
Op de kuip van de preekstoel waren zes reliëfs aanwezig: met bustes van Cosmas,
Damianus, Andreas, Barbara, Catharina en Odrada. Pastoor Draulans liet de
preekstoel verwijderen in ruil voor enkele andere stukken. Der Heer Pelckmans
was raadgever en zorgde voor de transacties. De vernieuwing na het Concilie werd
helaas uitgevoerd.
Later werden de reliëfs te koop aangeboden op een veiling in Nederland. De
preekstoel is nog zichtbaar op een binnenzicht van de kerk in 1968 (KIK M41176).
Bibliografie: J. JANSEN, 2012, p. 183-184.
BALEN
Kerk Sint-Andries, op tentoonstelling 1990 in de Sint-Andrieskerk
Vaandel
van de Broederschap van de H. Odrada (opgericht in 1898)
met voorstellingen: H. Odrada van Balen, H. Odrada in gebed voor O.L.Vrouw,
waterbron, lindenboom
ca. 1900
borduurwerk op groen fluweel, zijdedraad, zilver- en gouddraad, 210 x 104
BALEN
Kerk Sint-Andries
Prentje
H. Odrada van Balen, met taferelen uit het leven
Opschrift: STA ODRADA VIRGO OPN
met toelichting over haar leven; met gebed
getekend: K. v. d. Vyvere-Petyt Brugge
20ste eeuw
veelkleurig drukwerk op papier, 9,5 x 6,4
BALEN
Onbekende eigenaar, op tentoonstelling 1990 in de Sint-Andrieskerk
Schilderij
H. Odrada van Balen
getekend o.r. MAUFROY M.
M. Maufroy
3de kwart 20ste eeuw
doek, 85 x 54
BALEN
Onbekende eigenaar, op tentoonstelling 1990 in de Sint-Andrieskerk
Tekening
H. Odrada van Balen
getekend I NAGY
I. Nagy
ca 1945-1950
Pen en krijt op grijs papier
BALEN
Onbekende eigenaar, op tentoonstelling 1990 in de Sint-Andrieskerk
Schilderij (3)
1.H. Odrada van Balen bedwingt het paard en rijdt naar Milligem
2. H. Odrada doet een bron ontspringen te Milligem
3.Een ossenwagen vervoert het lichaam van de H. Odrada naar Alem
Alice Swerts
gedateerd 1989
hardboard, 57,5 x 88
BALEN
Pastorie
Pentekening
Opschrift: S. ODRADA
H. Odrada van Balen
Get. 5 sept. Joris Vandamme 1898
Pen op papier, 40,5 x 30,5
Aan de pastorie van Balen geschonken door Z.E.H. Geboers, deken van Puurs
4. BALEN
Kerk Sint-Andries
Decoratieve omlijsting
beeld van H. Odrada van Balen
twee medaillons met voorstelling :
- Een ossenspan trekt de lijkkist van de H. Odrada naar Alem
- H. Odrada plant een lindetak en doet een bron ontspringen te Millegem
nis voor de reliek van de H. Odrada
Mechels werk, toegeschreven aan Theodoor Verhaegen
3de kwart 18de eeuw
gemarmerd en geschilderd hout, totale h. 197 cm, beeld h. 72 cm
De prachtige Lodewijk XV-omlijsting is samengesteld uit zwierige
bladornamenten, schelpen en schuimkammen. De opvatting en de stijl herinnert aan
het oeuvre van Theodoor Verhaegen (°1701- + 1759) ; een interessant
vergelijkingspunt hierbij is de bekroning van het door deze beeldhouwer geplaatste
hoofdaltaar (1748) in de Sint-Amandskerk te Geel. De H. Odrada is voorgesteld in
een rood opperkleed met lange mouwen en omgedraaide polsstukken, het hemd is
zichtbaar door de mouwen, de hemdsmouwen werden toegestrikt aan de polsen ; zij
draagt een groen borststuk waarop bladachtige versieringen en een gelobde
afboording werden aangebracht ; haar zwierige schoudermantel met hermelijnen
schouderstuk wordt met een speld dichtgehouden boven op de borst. Op het hoofd
draagt zij een diadeem op de lange, loshangende haren. Het wit paard ligt achter de
heilige neer en kijkt op naar haar terwijl zij het met de linkerhand beteugelt. In de
rechterhand houdt zij een recent toegevoegde lindetak. Op het linker medaillon
staat in reliëf het ossenspan uitgebeeld dat de lijkkist naar Alem trekt ; een paar
ossen sleurde aan de tweewielige kar, het juk om de hals. Rechts staat een boom,
mogelijk een allusie op de heropbloei van een oude stronk waarin een draaiboom
had gehangen, nadat hij door het ossenspan was geraakt.
Op het rechter medaillon zien wij hoe de H. Odrada zich voorover buigt om een
lindetak in de grond te steken waardoor met twee stralen een bron ontspringt ; zij is
voorgesteld in de kleding zoals die van het beeld. De beide medaillons zijn
monochroom geschilderd. Deze omlijsting werd in 1896 overgebracht naar de pas
gebouwde kapel van Sint-Odrada te Scheps. Bij gelegenheid van de
restauratiewerken aan de Sint-Andrieskerk in 1961-1968 werd het kunstwerk terug
naar de hoofdkerk gebracht. Vroeger werd het medaillon tegen een muur of
eenpilaar aangebracht. Het werd in 1968 door Pelckmans van Retie gerestaureerd;
het medaillon werd geïntegreerd in het noordelijk zijaltaar van O.-L.-Vrouw.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 94 ; 1898, p. 65-66 ; A. GEBOERS,
[1908], p. 211; J. Jansen, 1969, p. 32 ; 1975, p. 14 ; J. Defever, 1975, p. 164-165 ;
J. Defever en J. Jansen, 2002, p. 109-110.
5.BALEN
Kerk Sint-Andries
Glasraam
H. Odrada van Balen
Bressers - Blanchaert
1893
gebrandschilderd glas.
In 1893 werd het grote achttiendeeeuwse hoofdaltaar afgebroken en door een
kleiner, neogotisch vervangen. Hierdoor konden de dichtgemetste
vensteroppervlakten vrijgemaakt worden waardoor het koor meer verlicht werd. De
drie centraal gelegen vensters kregen een glasraam met respectievelijk de H.
Andreas apostelen de H. Jozef, het H. Hart van Jezus en het H. Hart van Maria, de
H. Odrada van Balen en de H. Dimpna. Al deze figuren stonden opgesteld in een
architecturale omkadering : een neogotische nis met pilasters, driepassen,
kruisbloemen en hogels; achter de figuren werd een brokaten drapering
opgehangen. De glasramen komen allen uit eenzelfde atelier, zoals blijkt uit de stijl,
de compositie, de opvatting. De glasramen werden besteld bij het vennootschap
Bressers - Blanchaert.
F. Donnet - F. Van Leemputte vermeldden verkeerdelijk de naam ‘Blanchard
Bressen’. Het gaat hier om een vennootschap van verscheidene personen die een
kunstatelier organiseerden in Gent - Sint Denijs Westrem.
Leopold en Leonard Blanchaert, en Adrien en Leon Bressers waren hier werkzaam
en produceerden uiteenlopende neogotische kunstwerken in verschillende
disciplines. Leopold Blanchaert was degene die in 1891 een beeld van de H.
Odrada had geleverd (zie nr. 14). De kerkfabrieken van Geel Sint-Dimphna en Mol
SS. Petrus en Paulus gingen ook bestellingen plaatsen bij deze ateliers.
De voorstelling van de H. Odrada in het glasraam is geïnspireerd op deze van het
beeld van 1891. De H. Odrada wordt voorgesteld in een lang wit kleed en een
ruime, rode mantel; ze draagt puntschoenen aan de voeten; op het hoofd heeft zij
een diadeem, achter het hoofd een aureool. In de rechterhand houdt zij een
bloeiende tak; in de linkerhand draagt zij een boek. Links van haar ligt het wit,
getemde paard neer, het leidsel hangt om de linkerarm van de heilige. Onderaan
lezen wij het opschrift : SANCTA ODRADA.
Bibl. : A. GEBOERS, [1908], p. 210; F. Donnet en F. Van Leemputte, 1909, p.
390; J. Defever, 1975, p. 211 ; J. Defever en J. Jansen, 2002, p. 71.
6. BALEN
Kerk Sint-Andries
Klok
met voorstelling van de H. Odrada van Balen
Andreas L. J. Van Aerschodt senior
1855
brons, diam. 103 cm, 720 kg
De H. Odrada staat voor het paard dat neerligt. Zij draagt een kleed dat onder de
borst werd samengebonden, op de schouders een hermelijnen schoudermantel, op
het hoofd een doek en een kroon. In de rechterhand houdt zij de teugels van het
paard, in de linkerhand een tak. De klok werd weggevoerd en vernield tijdens de
Tweede Wereldoorlog. Ze werd gegoten door Andreas Ludovicus J. Van Aerschodt
senior en was toegewijd aan de H. Odrada. Dit gebeurde tijdens het pastoorschap
van J.B. Bols, onder het peterschap van Henricus Jansen en Melania Swinnen. De
voorstelling van de heilige, de opschriften en het chronogram 1855 zijn zichtbaar
op de foto van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium te Brussel
(A46295). De foto werd genomen in de hallen van de dokken van Antwerpen waar
alle geroofde klokken werden samengebracht.
In 1953 werd een nieuwe Odradaklok gewijd. Ze werd gegoten door de Doornikse
klokkengieter Marcel Michiels junior. De klok woog 740 kgr. En had het volgende
opschrift : ME FVDIT MICHIELS JR TORNACI - DE0 SANCTAEQUE
ODRADAE BALENAE CONSECRATA. PATRINIS CAROLUS HANNES ET
ROSALIA BOGAERTS. PASTORE J SWINNEN. De klok werd ingezegend door
Mgr. Van Eynde, de peters waren Karel Hannes, voorzitter van de kerkfabriek en
Mevr. Geubbelmans- Bogaerts. Dit gebeurde onder pastoor Swinnen.
Bibl. : J. Jansen, 1975, p. 14 ; J. Defever, 1975, p. 94 ; J. Defever en J. Jansen,
2002, p. 80.
7. BALEN
Kerk Sint-Andries
Reliekhouder van de H. Odrada van Balen
ca. 1835
verzilverd messing, h. 30 cm, br. 28 cm
De tulpvormige reliekhouder rust op drie volute-pootjes. Hij is versierd met
engelenkoppen, palmetten, rankwerk en een rozet. Doorheen het vierkante glas is
het kaaksbeen van de H. Odrada zichtbaar, met het opschrift SANCTAE
ODRADAE VIRG BALENSIS.
Deze grote reliek, het kaaksbeen van de H. Odrada, werd in 1617 door bisschop
Zoesius van 's-Hertogenbosch aan de kerk van Hoogemierde (N.- Brabant)
geschonken. In 1651 werd ze terwille van de veiligheid doorgegeven aan de abt van
Averbode. De abdij van Averbode schonk de reliek aan de Sint-Andrieskerk ; ze
werd ingehaald op 27 september 1654.
In 1835 stelde Kardinaal Sterckx een nieuw officie van de H. Odrada op. Hij vroeg
hieromtrent inlichtingen bij pastoor Bols te Balen. Mogelijk is 1835 een richtdatum
en werd omstreeks dat jaar een nieuwe reliekhouder vervaardigd.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 94 ???; 1898, p. 65 ; J. Jansen, 1975,
p. 13 ; J. Defever, 1975, p. 196-198 ; J. Defever en J. Jansen, 2002, p. 59-60; J.
JANSEN, 2006, p. 83-98.
8. BALEN
Kerk Sint-Andries
Reliekschrijn van de H. Odrada
met beeldje van de H. Odrada van Balen
atelier Festraets, van Mechelen
1890 - 1891
verguld en verzilverd messing, h. 81 cm
Toen in 1890-1891 geld werd opgehaald bij de Balenaren om een nieuw beeld van
de H. Odrada aan te kopen, was de opbrengst bijzonder gul. Men besloot om naast
het beeld ook nog een relikwiekast bij aan te kopen. Inspiratie werd gezocht in
lezing 9 van de vita, waarin het vervoer van de heilige in een uitgeholde boom
werd vergeleken met de odyssee van de Ark des Verbonds. Boven op een kist zou
een torentje met de reliek worden geplaatst. De bisschoppelijke commissie vond
echter het plan te groots van opzet en een ingekort plan werd uitgevoerd. Het
torentje werd geplaatst op een offerplateau met draagstukken en afhangende
textiele panden.
De reliek is opgeborgen in een zeszijdigschrijntje met zes venstertjes in de vorm
van een vierpas. Op dit kastje is er een zeszijdig, neogotisch torenbaldakijn waarin
een beeldje van de H. Odrada werd geplaatst. Het neogotische torentje rust op zes
vierzijdige zuiltjes en is versierd met spitsbogen, driepassen, visblazen, pinakels,
hogels en kruisbloemen. De heilige draagt een kleed, een borststuk, een mantel met
schouderstuk, een diadeem op het hoofd met de loshangende haren. In de
rechterhand houdt zij een twijg, in de linker de teugels van het paard dat achter haar
ligt. Dit schrijntje werd vastgehouden door twee engelen en zo werd het op het
offerplateau in de processie rondgedragen. Het werd op 22 juli 1891 ingehuldigd en
gewijd door Monseigneur Anthonis, bisschop van Constantië, samen met een beeld
van de H. Odrada (zie nr. 13) dat toen dank zij een rondhaling in Balen werd
aangekocht. Het reliekschrijn werd in stoet naar de kerk overgebracht. Volgens
verslaggever KVM in de Gazet van Moll (7, nr. 30, 25 juli 1891) keken de
bewoners ‘vol bewondering naar de overschoone relikwiekas’ ; ‘de kas heeft de
vorm van een gotische toren, in het midden berust de relikwie, rondom dewelke zes
engelen geschaard zijn. Boven staat het beeld der heilige ; dit alles in fijn
uitgewerkt en verguld koper. Kas en beeld, giften der Baelenaren, zijn beide
kunstgewrochten, het eerste verveerdighd door den Heer Festraets, zilverdrijver te
Mechelen ...’. Over het aantal engelen spreekt de schrijver zich uit in poëtische
overdrijving.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1898, p. 68-69 ; A. GEBOERS,[1908], p. 206;
J. Jansen, 1975, p. 13 ; J. Defever, 1975, p. 198-199 ; J. Defever en J. Jansen, 2002,
p. 61; J. JANSEN, 2014, p. 197-204.
9. BALEN
Kerk Sint-Andries
Schilderij
H. Odrada van Balen
op de achtergrond :
- H. Odrada bedwingt het wilde paard
- Een ossenspan trekt de lijkkist van de H. Odrada naar Alem
Vlaamse School
ca. 1654
doek, 122 x 171 cm
Bovenaan een opschrift in een stralengloed : S ODRADA VIRGO.
De Heilige Odrada wordt voorgesteld in rijke kledij met wit kleed en bovenkleed,
een hoed met juweel en struisveren op het hoofd. Zij zit schrijlings op een wit
paard dat volledig uitgerust is met teugels, riemen, dekkleed (en zadel). De heilige
wordt voorgesteld in een zachtglooiend landschap met bossen en rechts een kasteel.
Op het tweede plan zien wij hoe de H. Odrada op de rand van een bos de teugels
aandoet bij een wit paard dat voor haar neerknielt ; rondom deze voorstelling
kronkelt een rivier met vooraan een waterrad. Op het derde plan wordt de uitvaart
van de H. Odrada voorgesteld : een ossenspan met vier ossen, die een wagen met
vier wielen trekken waarop een lijkkist is geplaatst onder een doek met een kroon
erop. Haar vader en moeder vergezellen het span ; ze zitten beiden op hetzelfde
paard, de edelvrouw achteraan. Het schilderij moet ontstaan zijn naar aanleiding
van de verwerving van de reliek van de Balense heilige in 1654. Analoog met de
legende wordt er een kasteel uitgebeeld en verschijnt Odrada als een zeventiende-
eeuws uitgedoste dame. Ook de aanwezigheid van de watermolen dient als
‘historisch’ referentiepunt, en verwijst naar de Grote Neet te Scheps, met de
watermolen die op deze rivier aktief was.
Merkwaardig is het dat de H. Odrada blijkbaar een wilgetak in de rechterhand
houdt, daar waar de legende toch duidelijk over een lindetak sprak. Mogelijk gaat
het hier om een vergissing omdat de legende nog niet zo goed gekend was. Volgens
A. Geboers en F. Van Olmen (p. 65-66) was dit schilderij uit de kapel van Schoor
herkomstig. Ook F. Donnet en F. Van Leemputte hadden in 1907 het kunstwerk
aldaar opgemerkt. Deze kapel, die aan de H. Thomas van Canterbury is toegewijd,
is altijd afhankelijk geweest van de Sint- Andrieskerk, zodat we toch eerder opteren
voor de mening dat het schilderij oorspronkelijk voor de kerk is geschilderd en later
tijdelijk in de kapel is beland om nadien terug in de oorspronkelijke bewaarplaats te
belanden.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 95 ; 1898, p. 65-66; F. Donnet en F.
Van Leemputte, 1910, p. 518; J. Jansen, 1969, p. 31 ; 1975, p. 14 ; J. Defever,
1975, p. 181 –183 ; J. JANSEN, 1981, p. 32-33; J. Defever en J. Jansen, 2002, p.
96-97: J. JANSEN, 2006, p. 83-98.
10. BALEN (Gerheide) nu in Kapel te Gerheide??
Kerk Sint-Jan de Doper
Beeld
H. Odrada van Balen
getekend op voetstuk links vooraan: JEF JACOBS
Jef Jacobs
eik, hoogte 170 cm
De heilige wordt voorgesteld in amazonezit op het paard. Zij draagt een kleed, een
borststuk, een mantel, die voor de borst werd samengebonden. Op het hoofd is er
een diadeem, de haren zijn los. In de rechterhand houdt Odrada een tak, de linker
rust op het paard. Het beeld is sterk geïnspireerd op dat van Millegem. Het beeld
werd besteld door pastoor Swinnen ; het stond in de Sint-Andrieskerk tot voor
enkele jaren.
11. BALEN (Scheps)
Kapel Sint-Odrada
1896
baksteen
Nadat de heren Lambrechts, van Vorst, de weide met het Odradaputje aan de
kerkfabriek van Sint-Andries hadden geschonken, bouwde men ter plaatse een
kapel in 1896. Dit was tijdens het pastoorschap van E.H. Van der Donck. De
neogotische kapel werd ingewijd door Z.E.H. Deken Cuypers van Mol op 5
november, feestdag van de H. Odrada. Jaarlijks werd er voortaan een processie
gehouden op deze dag, van de Sint-Andrieskerk naar de kapel.
Het ééncellig gebouw met dubbele deur heeft drummers op de hoeken en is
verlicht door twee vensters in de zijmuren. De voorgevel draagt een kruis in de top,
het is doorbroken door een klein roosvenster en draagt het opschrift: ‘Achter de
kapel ligt de Odradaput met het heilzame water, tegen oogziekten en veeziekten’.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1898, p. 71; A. GEBOERS, [1908], p. 211.
12. BALEN (Scheps)
Park met Kapel Sint-Odrada
Beeld
H. Odrada van Balen
Cesar Daems, van Turnhout (?)
1947
steen
Dit beeld is een getrouwe kopie in steen van het beeld in de Sint-Andrieskerk te
Balen (zie nr. 5). De kleding, de houding, het paard, alles werd getrouw
weergegeven. Het beeld werd geplaatst in 1947 in opdracht van de Balense
bevolking, zoals staat geschreven op het voetstuk. Het werd opgericht aan de
ingang van het park dat rond de kapel van de H. Odrada en de waterput werd
aangelegd.
13. BALEN (Schoor)
Kapel Sint-Thomas van Canterbury
Nu: BALEN, Sint-Andrieskerk
Beeld
H. Odrada van Balen
Opschrift op de voet: DOOR DE BAELENAREN DE HEILIGE ODRADA
OPGEDRAGEN Ao Dni 1891
Leopold Blanchaert, van Sint-Denijs-Westrem
Gepolychromeerd door Adrien Hubert Bressers
1891
gepolychromeerd hout, h. 137 cm
De H. Odrada wordt hier voorgesteld op een sokkel, terwijl het paard achter haar
op de grond ligt. De heilige draagt een lang kleed met lange mouwen, een grote
mantel, samengehouden door een sluitstuk op de borst, een puntschoen aan de
voet. Op het hoofd draagt zij een kroon met parels en sierstenen, het haar hangt los
op de rug ; achter het hoofd werd een diadeem aangebracht. In de rechterhand
houdt zij een lindetak, in de rechter een boek en ook de teugels van het paard. Op
het voetstuk is er een gedateerd schenkingsopschrift van de Balenaren (1891).
Het was op initiatief van pastoor Van den Bosch dat er in de gemeente Balen een
rondhaling gebeurde in het jaar 1890: hiermee werden een beeld en een troonhemel
aangekocht. Ze werden samen met een reliekkastje op 22 juli 1891 ingehuldigd en
gewijd door Monseigneur Anthonis, bisschop van Constantië. In de Gazet van Moll
(7, nr. 30,25 juli 1891) werd door K.V.M. uitvoerig verslag uitgebracht over de
inhuldiging en wijding die er die dag plaats vonden. Er trok een stoet door de
straten van Balen- Centrum waarin verscheidene taferelen uit de legende waren
uitgebeeld ; de huizen en straten waren versierd en verscheidene jaarschriften en
gedichten waren er te lezen. Er werd een plechtige mis opgedragen waarin Z.E.H.
Andreas Geboers de inwoners toesprak vanop de preekstoel. De ooggetuige van de
Gazet van Moll vermeldde dat het beeld werd gemaakt door ‘den welgekenden
beeldhouwer mijnheer Leopold Blanchaert’. De polychromie werd vermoedelijk
uitgevoerd door Adrien Bressers. Het beeld heeft altijd in de kerk gestaan tot het
ca. 1967 naar de kapel van Schoor werd overgebracht, samen met de troonhemel.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1898, p. 68-69 ; A. GEBOERS, [1908], p.
204-206; J. Jansen, 1975, p. 16 ; J. Defever en J. Jansen, 2002, p.106.
14. BALEN (Schoorheide)
Kerk O.-L.-Vrouw van Lourdes
Nu: BALEN (Schoor) Kapel Sint-Thomas van Canterburry
Overgeplaatst na de afschaffing van parochie Schoorheide
Beeld
H. Odrada van Balen
Getekend op voet onder links ED. DAEMS
Edward Daems
ca. 1940
witte zandsteen, h. 104 cm
De H. Odrada is voorgesteld in een lang kleed met een borststuk, een lange mantel
om de schouders, een diadeem op het hoofd. In haar rechterhand draagt zij een
lindetak, in de linkerhand houdt zij de teugels van het paard dat achter haar neerligt
en de kop naar de heilige richt.
Dit beeld werd bij de opbouw van de kerk geschonken door mevrouw Victor Mol-
Bens, van Schoorheide.
Bibl. : R. Vermeulen, 50 jaar Kapelanij Schoorheide, in Ledenblad Heemkundige
Kring Balen, 40, 1989, p.14-15.
15. BALEN (Wezel)
Kerk Sint-Jozef
Beeld
H. Odrada van Balen
ca. 1906
zandsteen, hoogte 111 cm
Bij de oprichting van de kerk in 't begin der twintigste eeuw werd het bedehuis van
het nodige meubilair voorzien. Onder de reeks beelden van heiligen die werden
geplaatst was er ook dat van de Balense patrones tegen oogziekten en veeziekten.
De kerk werd gewijd in 1906 en definitief ingehuldigd in 191 3. De kerk zowel als
de pastorie werden opgetrokken naar de plannen van architect Juul Taeymans. Dit
was tijdens het pastoorschap van Joannes Valgaeren (1 898-1 9459, van Zoerle.
De voorstelling is geïnspireerd op het beeld van 1896 van Leopold Blanchaert (zie
nr. 13). De heili handen draagt zij een bloeiende tak en een boek; aan haar
rechterzijde rust, als attribuut, een geknield paard op de bodem.
16. DESSEL
Kerk Sint-Niklaas
Glasraam in zijbeuk zuid
H. Odrada van Balen
Jan Huet
1950
gebrandschilderd glas
De H. Odrada zit schrijlings op een vurig wit paard dat zij bij de manen ment met
de rechterhand. Zij is voorgesteld in een lang gewaad, met een weelderige haartooi
en een eenvoudige kroon op het hoofd. Met de linkerarm maakt zij een sprekend
gebaar. Op de achtergrond bovenaan wordt de kerktoren van Balen uitgebeeld.
Pastoor Wouters, die te Dessel zijn functie uitoefende van 1948 tot 1960, was
herkomstig van Balen en liet in 1950 enkele glasramen plaatsen in de kerk door Jan
Huet (get. en ged. : ‘Joh.es Huet fecit anno 1950’. Deze glasramen vervingen deze
van oudere datum. A. Geboers en F. Van Olmen vermeldden in 1891 (p. 101) een
glasraam waarop de Balense heilige werd uitgebeeld.
17. DIEST
Stadsmuseum
Beeld
H. Odrada van Balen
2de helft 17de eeuw of ca. 1766
hout, h. 17,5 cm (zonder sokkel)
De heilige wordt rechtstaand uitgebeeld met het paard rechtstaand aan haar
linkerzijde. Zij draagt een kleed, een opperkleed met sierbanden onderaan, in de
heup, aan de hals en aan de schouders ; zij houdt haar mantel met de rechterhand
tegen de borst. De haartooi is eenvoudig, zij draagt geen kroon. Met de linkerhand
houdt zij blijkbaar het paard bij de teugels ; toch zijn er geen teugels of breidel
merkbaar bij het paard. Het heiligebeeldje en het paard zijn afzonderlijk op een
plankje vastgemaakt en daarna op een voetstuk bevestigd. Het beeldhouwwerk is
niet van grote kwaliteit. De schildering van het beeld werd helaas verwijderd
omstreeks 1955, waardoor de gebrekkige kwaliteiten nog duidelijker werden. Wij
kunnen ons ook afvragen hoe dit beeldhouwwerkje in Diest is terecht gekomen
Mogeliik is het een devotiebeeld geweest dat werd aangeschaft door een begijn,
herkomstig uit Balen of Millegem. De heropleving van de devotie in de tweede
helft van de 17de eeuw kan hiertoe de aanleiding zijn geweest. Anderzijds werd er
in het Begijnhof te Diest een huis gebouwd waarop het jaartal 1766 voorkomt met
muurankers; volgens de gegevens ter plaatse (Cat. Kunstschatten uit het Diestse
begijnhof, Diest 1988, p. 182) droeg dit huis de naam Adrada of Odorada. De vraag
is dan ook of hier geen Balense begijn als opdrachtgeefster kan aangeduid worden
en ook of er een relatie is tussen het huis met de naam Odrada en het beeldje in het
stadsmuseum. In het laatste geval dateert het beeldje van honderd jaar later.
Bibl. : Cat. Kunstschatten uit het Diestse begijnhof, Diest, 1988, nr. 31.
Behandeling : 1957-1958 door K.I.K. Brussel.
DOORNIK kathedraal
Geboers en Van Olmen p. 75
Bisschop Zoësius schonk een zilveren beeld van de H. Odrada aan de hoofdkerk te
Doornik waar hij kanunnik was geweest.
Zoësius verdeelde vanaf 1617 de relikwieën aan verschillende kerken.
18. HERSELT
Kerk Sint-Servatius
Beeld
H. Odrada van Balen
getekend en gedateerd op voetstuk onder rechts: L. MORTELMANS ANVERS
1876
Louis Mortelmans
1876
gepolychromeerd hout, hoogte 149 cm
De heilige draagt een kleed met lange mouwen die omgeplooid en met een ring
toegestrikt werden aan de polsen. Het borststuk is rijkelijk versierd ; onderaan zijn
er lobben, in het midden werd een band aangebracht die samengebonden werd met
een touw met knopen, het touw hangt neer voor het lichaam en is versierd met
kwasten. Zij draagt een mantel en een schouderstuk, dit laatste is afgeboord met
hermelijn. Op het hoofd is er een kroon, het haar is samengebonden met achteraan
neerhangende pijpekrullen. In de rechterhand houdt zij een lindetak, in de linker de
teugels van het paard dat achter haar ligt en naar de heilige opkijkt. De rechterarm
is omhoog geheven, de linker houdt zij uitgestrekt boven de kop van het paard.
Dit beeld werd besteld door Z.E.H. Pastoor Petrus Josephus Dillen, Balenaar van
geboorte en pastoor te Herselt van 1855 tot 1880 (W. De Bie, 1973, p. 130). Het
staat vermeld in het verslag van de buitengewone uitgaven van de kerkfabriek van
september 1874 (Rijksarchief Antwerpen) ; de auteur werd niet genoemd. Het
beeld is nauw verwant met dit uit de Sint-Odradakapel te Herselt dat er een kopie
van is, en twee beelden van de Sint-Odradakerk te Millegem ; de vier beelden
moeten door dezelfde beeldhouwer gemaakt zijn. Het beeld van Herselt is het
oudste en heeft vermoedelijk model gestaan voor de andere. Wie het beeld heeft
gemaakt is nog niet vastgesteld. Wel weten wij dat pastoor Dillen een voorliefde
scheen te hebben voor beeldhouwer Louis Mortelmans, bij wie hij verscheidene
beelden bestelde : in 1859-1860 twee beelden op het koor, in 1863 Sint-
Annabeeld, in i878 H. Hart van Maria en Hart van Jezus, in 1879 H. Vincentius.
We kunnen ons dan ook afvragen
of pastoor Dillen zich voor de Odrada-beelden ook niet tot Louis Mortelmans heeft
gewend (Rijksarchief Antwerpen. Liber memorialis Herselt). K. Eyckmans (1990,
p. 78) bevestigt de voorkeur voor bestellingen bij L. Mortelmans maar dateert het
beeld uit de kerk in 1877 ; mogelijk gaat het hier om het beeld voor de kapel ;
volgens deze auteur kostte het kunstwerk 300 fr, daar waar de andere op 500 en
600 fr werden getaxeerd. Onlangs konden wij vaststellen dat het beeld van
Millegem met zekerheid aan Mortelmans kan worden toegekend, quod erat
demonstrandum (zie nrs. 25, 26 en 28).
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 101 ; 1898, p. 75 ; J. Jansen, 1975, p.
18 ; K. Eyckmans, 1990, p. 78.
19 Herselt
Kapel Sint-Odrada
Beeld
H. Odrada van Balen
Louis Mortelmans (toegeschr.)
1876, gestolen
witgeschilderd hout, h. ca. 50 cm
De heilige wordt voorgesteld met het paard liggend achter haar. Het is een
getrouwe kopie van het beeld dat zich in de Sint- Servatiuskerk bevindt; het komt
uit hetzelfde atelier van Louis Mortelmans (zie nrs. 19, 25, 26 en 28). Het werd
eveneens besteld tijdens het pastoorschap van de Balenaar Petrus Josephus Dillen.
Het staat vermeld in het verslag van de buitengewone uitgaven door de kerkfabriek
van augustus 1876 (Rijksarchief Antwerpen). De kapel bevindt zich op de hoek van
de baan naar Aarschot en deze naarWestmeerbeek. Het is een kleine cel met
voorportaaltje en driezijdige afwerking naar het oosten toe. Aan de oostzijde is er
buiten een herinneringssteen op namen van F. Verlinden, bu$rgemeester, en H.
Mertens, notaris.
Het beeld werd gestolen en vervangen door een plaasteren copie.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 101 ; 1898, p. 75 ; W. Belie, 1973, p.
65.
HOOGSTRATEN
Kerk Sint-Catharina
Koorgestoelte
H. Odrada
Atelier H. Peeters-Divoort
1856, gestolen in 1963, vervangen
hout
Het atelier H.Peeters-Divoort restaureerde het koorgestoelte (1532-1548) in 1856;
de kostprijs was 7000 Bf. In 1963 werden zes beeldjes ontvreemd; ondermeer dat
van de H. Odrada. De ontvreemde beeldjes zouden door beeldhouwer R. Cools
worden vervangen.
Beschrijving in 1971: “hier zien we de heilige amazone voorgesteld met de haren in
de wind en een lindetwijg in de hand”.
Bibliografie: J. LAUWERYS, De kerk van Hoogstraten, deel II Symboliek en
Ikonografie, in Jaarboek van Koninklijke Hoogstratens Oudheidkundige Kring, jg.
39, 1971, p. 177, 182.
Archief: Hoogstraten Kerkarchief, nr. XXII B, correspondentie in 1857-1859.
MACHAREN
Kerk Sint-Pieters-Banden
Devotieprent, geraakt hebbende aan de reliek van de H. Odrada
Voorstelling van de H. Odrada,
taferelen uit haar leven en de processie van de H. Odrada te Macharen
met voorstelling van opdrachtgever Johannes De Roover
1699
inkt op papier
Johannes De Roover liet in 1699 een prent vervaardigen waarop hij de devotie tot
de H. Odrada bijzonder wist te illustreren. Centraal was er een voorstellling van de
H. Odrada met neerknielend paard, breidel en lindentak; links de voorstelling van
Het kasteel te Balen-Scheps, De inkeer van de vader wanner Odrada de stoet
vervoegd en De kerk van Milligem waar Odrada een bron doet onspringen; aan de
rechterzijde van de prent werden de Noordbrabantse vereringsplaatsen uitgebeeld:
bovenaan Alem en de ontvangt van de ossewagen met het lichaam van Odrada, het
kazpittel van Alem en een eikeboom die door het ossenspan wordt geraakt.
Onderaan rechts Macharen en de processie die meerdere dorpen aandoet: Megen,
Haren en Teffelen. Tussenin werd in gebed Joannes De Roover voorgesteld.
De prent had een bijzondere kracht vermits ze had geraakt aan de reliek van de H.
Odrada. Zij was dan ook bestemd voor bedevaarders en vereerders. Pastoor De
Roover getuigde hiermee weer van zijn grote verering maar ook van de grote
inventiviteit en volharding die hij hierbij aan de dag legde. In het gebedsgedeelte
alludeerde hij herhaaldelijk op de te Milligem teruggevonden fontein.
Bibliografie: Markus DE BRUIN, De St. Odradakapel te Macharen, in Brabants
degblad, 13 april 1951.
MACHAREN
Kerk Sint-Pieters-Banden
Tijdens het werkbezoek van 09.04.2014 door Kamiel Mertens en Johan Claes
fotografeerde deze laatste een vaandel met voorstelling van de H. Odrada.
Bibliografie: De heilige Odrada. Verzameling van alle publicaties, uitgegeven door
Studium Generale, Balen, 2014, deel 2, p. 921.
MACHAREN
Veldkapel van H. Odrada
Tijdens het werkbezoek van 09.04.2014 door Kamiel Mertens en Johan Claes
fotografeerde deze laatste het plaasteren beeldje van de H. Odrada in de kapel.
Bibliografie: De heilige Odrada. Verzameling van alle publicaties, uitgegeven door
Studium Generale, Balen, 2014, deel 2, p. 918.
20. MACHAREN (NL.)
Kerk
Reliekosculatorium van de H. Odrada van Balen
ged. schenkingsinscr. van pastoor Johannes De Rover 1691
zilver, diam. ca. 6 cm X 4 cm
De ovale reliekhouder met glazen plaatje vooraan, bevat een stukje stof van het
kleed van de H. Odrada. Aldus vermeldt het opschrift nabij de reliek. Achteraan
was er een gegraveerde inspriptie : F. JAC. VIC. DELEG. BUSC. IOES. DE
ROVER PAST. IN MACHAREN 1691. De namen van de apostolisch-vicaris van 's
Hertogenbosch en deze van pastoor Johannes De Rover verwijzen naar de
hoofdpersonen bij het verwerven en erkennen van de nieuwe reliek in 1691.
Volgens A. Geboers en F. Van Olmen zou deze reliek herkomstig zijn uit de kerk
van Schijndel, waar ze bewaard werd onder het altaar van O.-L.- Vrouw. Het gaat
hier dus om een tweede reliek die pastoor De Rover zou verworven hebben nadat in
1663 een deel van het kaaksbeen naar Macharen werd overgebracht door Antonius
Bedix. Deze Macharense pastoor De Rover had een bijzondere belangstelling voor
de cultus rond de H. Odrada vermits hij in 1682 de vita had ‘getranslateerd in 't
Vlaemsch’, aldus de titelpagina van het ‘rijmdigt’ van Judocus Coene, die zich
hiervoor op het werk van De Rover had gebaseerd.
A. Geboers en F. Van Olmen vermeldden ook dat de kerk te Macharen een gedeelte
van het purperen kleed van de H. Odrada zou bewaren. De relikwie werd
maandelijks vereerd ; jaarlijks waren er twee gezongen missen.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 104 ; 1898, p. 78.
21. MACHAREN (NL.)
Kerk
Reliekschrijn van de H. Odrada
met buste van de H. Odrada van Balen
ca. 1690
witgeschilderd hout, nu verguld, h. ca. 75 cm
De tombe is versierd met bladornamenten en rust op vier klauwpoten eneen
voetplank. In het midden is er een cartouche met opschrift ‘H. Odradab.v.o.’.
Bovenop een buste van de heilige, met kleed en schoudermantel, bloothoofds, de
haren samengebonden achteraan. Op het hoofd waren geen sporen aanwijsbaar van
enige kroon. Dit reliekschrijn werd vermoedelijk gemaakt bij de oprichting van de
kapel van de H. Odrada in 1690. Onder impuls van pastoor De Rover kreeg de
Odrada-verering een nieuw elan en werd ook deze reliekhouder gemaakt. De
combinatie van een dergelijk schrijn in de vorm van een graftombe, met bovenop
de buste van de heilige is vrij verspreid.Het schrijn stond enige tijd in de wegkapel
van 1850.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 105 ; 1898, p. 78.
22. MACHAREN (NL.)
Kapel H. Odrada
1850
baksteen
De kapel staat op een kleine heuvel ; ze is omringd door lindebomen Achter in de
oostelijke muur werd het jaartal 1850 aangebracht – herinnerend aan de oprichting
- alsook de initialen van de schenkers PHVDB en GR (?) - KM.
Deze wegkapel vervangt een grote kapel toegewijd aan de H. Odrada, opgericht in
1690 door pastoor De Rover ‘om soo dese Heijlige, wiens reliquien anno 1663 tot
Macharen sijn gecomen, te vereeren’ (Markus De Bruyn, 1951). Kort nadien liet
De Rover nog veertien staties van de kruisweg bouwen in de nabijheid. De reliek
van 1663 werd verworven dank zij Antonius Bedix, religieus van Averbode, die
vanuit Balen een stukje van het kaaksbeen van de H. Odrada overbracht. Rond
1690 werd er nog een tweede reliek verworven die ook in de processie werd
meegedragen. Pastoor De Rover had zijn buurtpastoors uitgenodigd toen de
processie voor de eerste maal uittrok : ‘Sondagh naer Onze Lieve Vrouw
Hemelvaert sal wesen de solemnele (processie) en bedevaert, een van den
Maaskant en een uyt het lant van Ravesteyn, tot de Reliquiae van de H. Maghet
Odrada binnen Macharen. Het inhalen en uijtleijen cal treffeliijck wesen, en is
vergunt door Innocentius XI vollen alflaet aen alle Christi gelovige onder de
gewoonlijcke conditien ...’ Daar waar de twee processies mekaar ontmoetten werd
een ‘vertoning’ opgevoerd nl. een toneelspel over het leven van de H. Odrada,
uitgebeeld in verzen, geschreven door De Rover (Markus De Bruyn). De grote
kapel van 1690 werd afgebroken in 1833. Het houten reliekschrijn met de buste van
de H. Odrada werd voor de grote kapel gemaakt. Bij de oprichting van de wegkapel
in 1850 werd het reliekschrijn in deze wegkapel bewaard. Thans berust het in de
kerk. Het feest van Sint-Odrada werd te Macharen gevierd de zondag na O.-L.-
Vrouw Tenhemelopneming.
Bibl. : Voorlopige lijst, 1931, p. 249; M. De Bruin, 1951.
Geboers en Van Olmen, p. 83-87
23. MECHELEN
Kerk Sint-Rumoldus
Koorgestoelte met beeld van H. Odrada van Balen
Gebroeders Goyers, van Leuven
ontwerp van Fl. Pluys
1860
eik, h. beeld : 58 cm
De heilige wordt voorgesteld in een lang opperkleed en daaronder een lang kleed
met wijdse mouwen. Op het hoofd draagt zij een kroon, in de rechterhand een
lindetak, in de linker de teugels. Het beeld werd onder een neogotisch baldakijn
tegen het rugbeschot geplaatst, samen met andere heiligen die in het aartsbisdom
werden vereerd. Het is beschadigd aan de rechterhand. Kardinaal Sterckx was de
grondlegger voor deze heiligenreeks ; hij noemde de H. Odrada ‘de grootste
weldoenster van de Kempen’.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 102 ; 1898, p. 76 ; J. Jansen, 1977, p.
68.
MEERHOUT
Kerk Sint-Trudo
Glasraam
H. Odrada van Balen
2de helft 19de eeuw, verwoest tijdens de tweede Wereldoorlog
gebrandschilderd glas.
In de kerk was er een glasraam aanwezig met de voorstelling van de H. Odrada, “de
patronesse van ’t naburige Milleghem, waarvoor de Meerhoutenaren eene groote
devotie hebben; aan den toom houdt zij het peerd dat voor haar nederknielde, toen
zij van Baelern naar Milleghem kwam”.
De Sint-Trudokerk werd totaal verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog; het
glasraam is niet meer aanwezig.
De Odradaverering bestond in Meerhout reeds langen tijd. Karel Mangelschots, de
latere pastoor van Meerhout-Gestel, publiceerde in 1854 het levensverhaal van de
H. Odrada. Hij was dan zeventien jaar en zal een fervent Odradavereerder geweest
zijn. Vermoedelijk heeft hij ook contact gehad met onderpastoor Dillen die
documentatie verzamelde onder de heilige en de geschriften van Johannes de
Roover bestudeerde in Mol-Milligem. De drukker van de publicatie J.B. Peeters
van Geel, was in die periode lid geworden van het literaire genootschap dat in
Meerhout bestond en waar Mangelschots ook lid van was. Mangelschots schreef
het levensverhaal van Odrada voor de bedevaarders.
Bibliografie: J.H. JONGENELEN, pastoor, Bouwstoffen voor de Geschiedenis van
Meerhout met eenige Historische Aanteekeningen over de Oude Kempenj,
Meerhout-Turnhout, 1900, p. 87.
MOL (Milligem)
Kerk Sint-Odrada
Reliekdoosje van de H. Odrada
1686
metaal en gouddraad, diam 3,6 cm
Bibliografie: J. JANSEN, 2006, p. 83-98
24. MOL (Millegem)
Kerk Sint-Odrada
Beeld
H. Odrada van Balen
4de kwart 17de eeuw, gerestaureerd in 2009-2010 door Richardson-Weissenborn,
van Gentbrugge
gepolychromeerd hout, h. 77 cm
De heilige wordt rechtstaande voorgesteld, terwijl het paard aan haar linkerzijde op
de grond ligt. Zij draagt een kleed, een opperkleed met franjes onderaan, een
borstplaat met lobben versierd en in het midden een band, lange mouwen, een
mantel die op de borst wordt dichtgehouden met een speld. Om de hals draagt zij
een parelsnoer, op het hoofd een diadeem en een hoofdsluier die neerhangt op
rechterschouder, borst en linkerschouder. De handen zijn afzonderlijk aan het
beeld aangebracht en kunnen uit de mouwen genomen worden ; van de rechterhand
raken wijsvinger en duim mekaar, mogelijk was hier vroeger een tak aangebracht ;
de linkerhand grijpt het paard vast bij de teugels (?). Het paard draagt teugels en
breidel, het is op een bodemplank aangebracht. Het beeld met het paard rust op een
voetstuk, het geheel heeft een vernieuwde polychromie. Wij durven het beeld in
verband brengen met de terugvinding van de ‘fontein in 't jaer 1686’, zoals werd
geciteerd door de Geelse kanunnik Judocus Coene op de titelpagina van zijn boek
over het leven van de H. Maagd Odrada. Mogelijk is ook Millegem na enkele
decennia betrokken geworden bij de verering van onze Kempische heilige, nadat de
opbloei in Balen was begonnen met de verwerving van de reliek in 1654. Bij die
gelegenheid moet men op zoek gegaan zijn naar mogelijk plaatselijk
bewijsmateriaal, dat vanuit de legende kon afgeleid worden. Ook naar stijl kan dit
beeld einde 17de-begin 18de eeuw geplaatst worden.
Vooral de opvatting van het hoofd met diadeem en zwierige hoofddoek laten deze
datering veronderstellen. In de voormalige kerk stond het beeld op het zuidelijk
zijaltaar, toegewijd aan de H. Odrada. Niet onbelangrijk om te vermelden is ook dat
Guilhelmus Lauwers, kanunnik van Sint-Dimpna, pastoor van Millegem was in de
periode 1655-1698. Hij volgde in 1677 Joannes Hubens op als apostolisch vicaris
van het bisdom 's Hertogenbosch (S. Heurckmans, 1986, p. 42). Mogelijk is hij de
kontaktpersoon geweest met Joannes De Rover te Alem en Macharen.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen 1891, p. 98 ; 1898, p. 72 ; F. Donnet en F. Van
Leemputten, 1913, p. 1 146 ; J. Jansen, Cat. 1971, nr 23 ; 1975, p. 44 ; S.
Heurckmans, 1986, p. 82; J.JANSEN, 2006, p. 83-98..
MOL-MILLIGEM
Kruis
Gemaakt uit het hout van de lindeboom
Latijns opschrift van 1709:
Gemaakt in opdracht van pastoor Petrus Gerardi, pastoor te Milligem
Getuigenis van Christianus Wuyts, pastoor te Dessel en deken van het distrikt Geel,
hij zou het kruis van Gerardi hebben gekregen
Bibl. Geboers en Van Olmen, 1891, p. 101
MOL (Milligem)
Kerk Sint-Odrada
Glasraam, op het koor van de oude kerk
H. Odrada van Balen
midden 19de eeuw?, verdwenen bij de afbraak
gebrandschilderd glas
Bibliografie: A. GEBOERS en F. VAN OLMEN, 1898, p. ???
MOL (Milligem)
Kerk Sint-Odrada
Wandschilderingen, links en rechts op het koor van de oude kerk
Taferelen uit het leven van de H. Odrada van Balen
midden 19de eeuw?, verdwenen bij de afbraak
gebrandschilderd glas
Bibliografie: A. GEBOERS en F. VAN OLMEN, 1898, p. ???
MOL-MILLIGEM
Pastorie
Een houtblok van den Milligemse lindeboom
Kruis
gemaakt uit het hout van de lindeboom van Milligem
met Latijns opschrift van 1709:
Gemaakt in opdracht van pastoor Petrus Gerardi, pastoor te Milligem 1698-1733
Getuigenis van Christianus Wuyts, pastoor te Dessel (1701-1722) en deken van het
distrikt Geel, hij zou het kruis van Gerardi hebben gekregen
Bibl. Geboers en Van Olmen 1891, p. 101
Tentoonstelling: 2009 Mechelen, De Hemel in Tegenlicht, nr. 247
25. MOL (Millegem)
Kerk Sint-Odrada
Beeld
H. Odrada van Balen
opschrift: St ODRADA
getekend en gedateerd op voetstuk o. r.: L. MORTELMANS ANVERS 1876
Louis Mortelmans
1876
hout, h. 92 cm
Op de pastorie te Millegem is een beeld bewaard dat vermoedelijk een ontwerp is
voor het beeld onder de preekstoel (zie nr. 26). De kleding van de heilige is
identiek. Het beeld is gesigneerd en gedateerd op het voetstuk onderaan rechts op
de zijkant : L MORTELMANS ANVERS 1876. Over de identificatie bestaat dan
ook geen verdere twijfel.
De voorstelling komt volledig overeen met de twee beelden van Herselt (nrs. 18 en
19). Het paard ligt achter de heilige figuur. Daartegenover is het beeld van onder de
kuip van de preekstoel anders opgevat : de heilige zit op het paard. Is men tot
andere inzichten gekomen betreffende de compositie ? Het beeld in de pastorie is
het oudste en gaat het andere vooraf. Mogelijk bestaat er geen relatie tussen de
twee beelden en had het beeld uit de pastorie alleen een devotiefunctie. Het beeld
wordt thans in de sacristie bewaard.
26. MOL (Millegem)
Kerk Sint-Odrada
Beeld
herk. van voormalige preekstoel
H. Odrada van Balen
Louis Mortelmans
1877
eik, h. 162 cm
De heilige wordt voorgesteld terwijl zij in amazonezit het paard berijdt. Zij draagt
een kleed met lange mouwen die omgeplooid en met een ring toegestrikt werden
aan de polsen. Het borststuk is versierd en heeft een omgeplooidekraag ; onderaan
zijn er lobben, op het borststuk werd een band aangebracht die samengebonden is
met een touw met knopen. Het hangt naar beneden en is onderaan versierd met
kwasten. Zij draagt een mantel en een schouderstuk, dit laatste afgeboord met
hermelijn. Op het hoofd is er een kroon, het haar is samengebonden en achteraan
zijn er neerhangende pijpekrullen. De heilige zit op het paard dat naar links stapt.
Haar rechterarm is omhoog geheven, de linker rust op het paard. Het dier draagt
noch breidel, noch teugels. Op de pastorie vinden wij een mogelijk ontwerp voor
het hierbesproken beeld; dit is gesigneerd en gedateerd (zie nr. 25). Het beeld is
samen met drie reliëfs (zie nr. 28) herkomstig van de voormalige preekstoel ; het
stond opgesteld onder de kuip. De voormalige kerk van Millegem werd gebouwd in
1858 naar de plannen van architect Van Gastel. Het beeld vertoont identieke
trekken met dat van 1874 uit de Sint- Servatiuskerk te Herselt. Vooral de typering
van de heiligefiguur in kleding en attributen is kenschetsend. Het kunstwerk komt
uit het atelier van Louis Mortelmans zoals wij onlangs hebben kunnen vaststellen.
Eén van de drie reliëfs van de kuip is gesigneerd en gedateerd. Deze gegevens
worden bevestigd door Staf Heurckmans in zijn boek 'Duizend jaar Millegem'. De
preekstoel werd in 1980 afgebroken ; de reliëfs werden in een dienstaltaar verwerkt
- het beeld onder kuip werd op een sokkel geplaatst (S. Heurckmans, 1986, p. 110).
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 98 ; 1898, p. 72 ; J. Jansen, 1975, p.
44 ; S. Heurckmans, 1986, p. 59.
27. MOL (Millegem)
Kerk Sint-Odrada
Klok
genaamd Odrada
Eysbouts
1967
brons, 846 kgr.
Deze klok draagt het volgend opschrift : ‘Ik ben toegewijd aan de H. Odrada.Ik heb
als peters de heren kerkmeesters Jan Lievens, Juul Eyckmans,Jozef Van
Craenendonck, Jozef Vermeir en Louis Van Baelen. Pastoor Jozef Jonghmans. Me
fudit Eysbouts.’ De klok werd ingewijd door Z.E.H. Deken van Mol op de Tweede
Paasdag van 1968. Ze werd gegoten ter vervanging van een klok uit 1879 die door
de Duitse troepen werd geroofd tijdens de Tweede Wereldoorlog. De klok woog
851 kgr. en droeg het volgende opschrift : ‘Ik ben toegewijd aan de H. Odrada. Ik
heb voor peter H. Broes en voor meter A.E. Berghmans. Fr. Deckers pastoor te
Millegem 1879. Me fudit Lovanii Severinus Van Aerschodt’.
Bibl. : S. Heurckmans, 1986, p. 61, 94-96.
28. MOL (Millegem)
Kerk Sint-Odrada
Reliëfs (3)
herkomstig van voormalige preekstoel :
- H. Odrada wijst de huwelijkskandidaten af
- H. Odrada in gebed in de kerk te Millegem
- H. Odrada doet een bron ontspringen te Millegem
Louis Mortelmans (get. en ged.)
1877
eik, 63 cm X 44,5 cm
In het dienstaltaar van de winterkapel werden drie reliëfs ingebouwd waarop
voorstellingen uit de legende van de H. Odrada zijn uitgebeeld. De reliëfs waren
vroeger in de kuip van de preekstoel ingewerkt (zie ook nr.26). Dit kerkmeubel
geraakte in onbruik en in 1980 liet onderpastoor Vennekens de kansel afbreken. De
voorstellingen waren meer specifiek op de bedevaartplaats van Millegem gericht
met de gebeurtenissen omtrent de grote dorst van Odrada en het ontspringen van
een bron. Wij stelden onlangs vast dat één van de panelen gesigneerd en gedateerd
was : L. Mortelmans/ Anvers 1877. Deze gebeitelde inscriptie komt voor onderaan
rechts op het eerste reliëf, voorstellend : H. Odrada wijst de huwelijkskandidaten
af. Hiermee wordt dan ook een punt gezet achter de speculatieve interpretaties bij
de beelden van Herselt en Mol-Millegem (nrs. 18, 19, 25, 26) over het auteurschap
van deze kunstwerken. De toeschrijving werd reeds vermeld in de publicatie van
Staf Heurckmans. Onder elk van de reliëfs werd een opschrift aangebracht ter
verduidelijking van het voorgestelde
onderwerp.
1. ‘De H. Odrada weijgerd het houwelijk’.
In een architecturaal interieur met pilasters,rondbogen en architraaf staatde H.
Odrada centraal ; een rijkelijk uitgedoste prins vraagt haar hand maar de jonkvrouw
weigert. De prins draagt een kroon op het lange haar en is gekleed met
puntschoenen, nauwsluitende broek, kostelijk versierde wambuis en een mantel.
Hij richt zich met de hand tot de jonkvrouw en is vergezeld van twee dienaren die
een kistje met kostbaarheden meedragen als geschenk. Odrada maakt een afwerend
gebaar met de linkerhand. Ze draagt een kroon op het hoofd en is gekleed met
puntschoenen,lang kleed,halflijfs bovenstuk en schoudermantel. Ze is vergezeld
van twee dienaressen.
2. ‘De H. Odrada stort haer gebed tot God’. Het tafereel speelt zich af in een
kerkinterieur met drie pilasters, een hoofdgestel en twee vensters. Links staat een
altaar opgesteld met drie treden, een altaartafel met tabernakel en vier kandelaars ;
op de tabernakeldeur staat een hostiedragende kelk. Het geheel is bekroond met een
kruisbeeld. Odrada is neergeknield op de onderste trap, de handen gevouwen ; ze
draagt geen kroon en is gekleed met mantel, borststuk, lang kleed, in het midden
een gebonden touw met knopen. Achter haar staat een knielbank opgesteld met een
eenvoudig gezin.
3. ‘De H. Odrada verwekt een fontijn’
Het wonderbare gebeuren speelt zich af nabij een kerkje, in open lucht met wolken
en een stralende zon. In het midden wordt Odrada voorgesteld nabij de
hoogopspringende bron ; ze draagt dezelfde kleding als in het vorige tafereel ; ze
heeft de handen gevouwen en richt het gelaat omhoog. Zeven personages
omringen haar : een oude man met lange baard en gekromde rug, die op zijn
wandelstok leunt ; een vrouw met hoofddoek die het water van de bron opvangt ;
een mannefiguur die een dier (paard ?) van het water laat drinken ; een vrouw met
gevouwen handen ; een man die uit een kruik drinkt ; een moeder met hoofddoek,
die neerknielt en het water opvangt ; een kind dat de twee armpjes uiisteekt.
Bibl. : A. Geboers en F. Van Olmen, 1891, p. 99 ; 1898, p. 73 ; S. Heurckmans,
1896, p. 59.
29. MOL (Millegem)
Kerk Sint-Odrada
Reliëfs (2)
herk. van voormalig hoofdaltaar
- H. Odrada bedwingt het wilde paard
- H. Odrada plant een lindetak en doet een bron ontspringen te Millegem
Henri Maes (archief)
1903 (archief)
altaar met reliëfs gerestaureerd in 2010 en teruggeplaatst in de kerk
gepolychromeerd hout, reliëf 145 cm x 108 cm, hoogte tabernakel 83,50
De twee reliëfs zijn thans op de zolder van de kerk bewaard. Ze stonden vroeger
opgesteld in het retabel van het neogotische hoofdaltaar. Dit werd geplaatst in 1903
door H. Maes, uit Vorselaar. Het altaar werd afgebroken omstreeks 1968 toen de
nieuwe kerk was voltooid. De voorstellingen zijn eenvoudig van opvatting. In ‘de
H. Odrada bedwingt het wilde paard’ wordt de heilige voorgesteld in een desolaat
heuvelachtig landschap. Het wilde paard knielt neer voor de heilige, die prinselijk
uitgedost is en een aureool achter het hoofd draagt. Links staat er een lindeboom, in
de achtergrond de kerk van Millegem en het kasteel van Scheps. In ‘de H. Odrada
plant een lindetak te Millegem’ is de vlakvulling nog soberder gehouden. Vooraan
staat de H. Odrada met de hand aan een lindestam die dadelijk aan 't groeien is
gegaan; links een stromende bron; links in de achtergrond de kerk van Millegem.
Bibl. : S. Heurckmans, 1986, p. 59.
30. MOL (Millegem)
Odradamonument
Beeld
H. Odrada van Balen
Door H. Jacobs, uit Bonheiden
1953
cement. h. 174 cm
Onder impuls van Z.E.H. Pastoor Jonghmans (1 950-1 979) werd er in 1953 te
Millegem een monument opgericht ter ere van de H. Odrada. Voor zijn benoeming
in 1950 was hij onderpastoor geweest te Balen en kapelaan te Balen-Schoorheide
(1940). Van bij het opstarten van ‘Ons Parochieblad’ (1952) in Millegem,
lanceerde hij oproepen om geld in te zamelen voor dit monument. Dank zij de
milde giften van de parochianen werd er al vlug een beeldhouwwerk besteld bij de
beeldhouwer H. Jacobs, uit Bonheiden. Het werd een getrouwe copie van het grote
beeld in de Sint-Odradakerk, dat onder de kuip van de preekstoel was uitgebeeld
(zie nr. 26). Het kunstwerk werd op een platform en op een bakstenen sokkel
geplaatst, onder een spitsboogvormige boog. Het geheel werd ingewijd door Z.E.H.
Deken Franken op 30 augustus 1953.
Dat het werkelijk om een afgietsel gaat is merkbaar op het beeld waar op de
achterzijde verschillende naden merkbaar zijn : het afgietsel werd met
verschillende onderdelen samengesteld. Het Odrada monument werd nog enkele
malen opgeknapt : in 1978 door Fons Ceuppens, in 1982 door André Bleys.
Bibl. : S. Heurckmans, 1986, p. 73-76.
MOL
Kerk Sint-Petrus en Paulus
Glasraam, op het koor
H. Odrada
ca. 1900
gebrandschilderd glas
’s-HERTOGENBOSCH
Archief Groot Ziekengasthuis (nr. 2415)
Zegel van Alem (2)
H. Odrada
1513
Bibliografie: L. VAN TONGERLOO, Gemeentewapens, p. 65-66, afb. p. 74; De
heilige Odrada. Verzameling van alle publicaties, uitgegeven door Studium
Generale, Balen, 2014, deel 1, p. 227.
‘s-HERTOGENBOSCH
Sint-Janskathedraal
Beeld in nis met neogotisch torentje
H. Odrada
door H. van der Geld
1911
steen
De H. Odrada wordt voorgesteld in een wijds gewaad met schoudermantel,
hoofddoek en kroon. Met beide handen houdt zij een kruis voor de borst. Aan haar
linkerzijde is een lindentak zichtbaar.
Opschrift op voetstuk S. ODRADA.
TURNHOUT
Kerk Goddelijk Kind Jezus
In 1934-1935 werd de kerk gebouwd en uitgerust met meubilair en
devotievoorwerpen. Victor Avonds, uit Turnhout maakte de beelden van de HH.
Dimpna, Johannes Berchmans, Odrada, Gummarus, Lutgardis, Rumoldus, Begga,
Theresia en Nikolaas Poppelius. Vele van deze beelden zijn uit de kerk verdwenen.
Bibliografie: Frans VERHEYEN en Francis VERHEYEN, Ook een paradijs … 50
jaar kapelanie en parochie Goddelijkk Kind Jezus Turnhout 1935-1985, p. 28.