1684 (deel 3): verschil tussen versies

Uit Kunsterfgoed
Ga naar: navigatie, zoeken
k (Jan heeft pagina 1684 deel 2 hernoemd naar 1684 (deel 3))
 
Regel 1: Regel 1:
1684 (3) door Jaak Jansen<br />
+
1684 (3) door [[Jaak Jansen]]<br />
 
Na de uitspraak van de Raad van Brabant in 1701 was er niet veel verbeterd in de verhouding tussen<br />
 
Na de uitspraak van de Raad van Brabant in 1701 was er niet veel verbeterd in de verhouding tussen<br />
 
de inwoners van Balen en de abdij van Averbode. Er was wel een dak gekomen op de kerk maar dat<br />
 
de inwoners van Balen en de abdij van Averbode. Er was wel een dak gekomen op de kerk maar dat<br />

Huidige versie van 6 jul 2025 om 20:18

1684 (3) door Jaak Jansen
Na de uitspraak van de Raad van Brabant in 1701 was er niet veel verbeterd in de verhouding tussen
de inwoners van Balen en de abdij van Averbode. Er was wel een dak gekomen op de kerk maar dat
alleen maakte het bedehuis niet opnieuw geschikt voor gebruik. Een nieuw zijaltaar van de HH.
Cosmas en Damianus werd besteld maar eerst in 1729 zou het definitief afgewerkt zijn. De
tiendeklok werd wel gehangen in 1708 maar er was nog geen hoofdaltaar. En er was die
voortdurende onvrede over de tiendeheffingen in Balen. De Balenaars waren misnoegd en gunden
het klooster de opbrengsten niet, ook al waren zij rechtmatige beheerders van de gronden Er waren
echter nog andere pijnpunten. Zo had de gemeente eenmaal 8000 gulden en een andermaal 7000
gulden geleend bij de abdij; in ruil voor de verschuldigde intresten op deze kapitalen moest de abdij
geen belastingen betalen (beden, twintigste penningen en andere lasten). Het dossier van de
wederzijdse verplichtingen en verstandhoudingen zou hierdoor worden verzwaard. De wederzijdse
verzoeken en eisen bleven niet achterwege. Zo kreeg pastoor Swaens op 10 oktober 1710 een
deurwaarder op bezoek omdat hij zijn belastingsplicht niet zou hebben voldaan in verband met de
kwakkeltiende1.

Overeenkomst van 24 september 1715
In 1712 stuurde pastoor Swaens een brief naar de abt van Averbode om te vragen wat hij moest
doen. De inwoners van Balen hadden aangedrongen om in opdracht van de pastoor het koor van de
kerk te restaureren en weer bruikbaar te maken voor de eredienst. De kerkmeesters beweerden dat
zij zelf zich hiermee niet moesten bemoeien; de restauratie van het koor was een opdracht voor de
pastoor en voor de abdij. De abdij maande de pastoor aan tot voorzichtigheid en wilde eerst een
uitspraak van het gerecht afwachten. De pastoor liet toch de eerste herstellingen uitvoeren in 1714.
Hij betaalde glazenmaker Norbertus Basiaers (Bayar?) uit voor het witten van het koor en het herstel
van het glas2.
In 1715 werd er echter een serieus akkoord gesloten tussen Eerwaarde Heer Kamerling Quaetpers,
gevolmachtigde van de abdij, en anderzijds de schepenen en burgemeesters van Balen. Vooreerst
werd afgesproken dat binnen de twee jaren de welfsels van de middenbeuk en de kruisbeuk zouden
hermaakt worden op kosten van de abdij. De gemeente zou zorgen voor het vervoer van alle
materialen alsook voor het hout voor stellingen en de formelen3; de kosten voor de ijzeren balken
zouden worden gedeeld. Dit alles gebeurde in overeenkomst met de uitspraak van de Raad van
Brabant in 1701. Verder werd een nieuwe overeenkomst gemaakt over de interesten van de vroeger
ontleende kapitalen. De kwijtscheldingen van belastingen werden afgeschaft en vervangen door de
gemeente te betalen interesten op het overblijvend kapitaal.
De overeenkomst zou correct worden uitgevoerd. De werfsels in de kerk werden uitgevoerd en in de
westertoren werd de afsluitdatum 1717 in het gewelf aangebracht. Vanaf 1719 werden er weer
offergeld genoteerd in een offerboek. Blijkbaar werden de religieuse diensten in de kerk hervat en
hernam het kerkelijk leven in het dorp, na vijfendertig jaar gekibbel. Het was echter niet het
eindstation voor de wrijvingen tussen Balen en Averbode over de inning van de tienden.

1 Erfgoed Balen AAA 10038. 0204
2 AA?????
3 Formeel: houten ondersteuning bij de bouw van gewelven.




Ongeregeldheden der pachters
Misschien gebeurden er reeds voor de brand van 1684 allerlei ongeregeldheden dat is mogelijk; in de
abdij-archieven vonden wij daar geen sporen van. Vanaf 1684 zien wij overal deugnieterijen
opduiken tot nadeel van de tiendeheffer, de abdij. In 1684 en 1685 weigerden de Balenaars de
gehele tienden-opbrengst af te dragen aan de abdii! Waar is die opbrengst dan gebleven; een
gedeelte werd zeker gebruikt voor het eerste, voorlopig herstel van de kerk; hoe het geld verzameld
werd is niet geweten. Hoeveel er als eigen gewin op zak werd gestoken werd ook niet genoteerd; en
dan werd het weer moeilijk om dat officieel te recupereren. Jaar na jaar werden er ongeregeldheden
vastgesteld. Het vertrouwen tussen de abdij en de pachters was beneden alles. In de loop van de
achttiende eeuw zouden er regelmatig ongeregeldheden voorkomen en de Balenaars-huurders
waren bijzondere tegenwringers. De pachters haalden het onderste uit de kan en zetten voortdurend
de abdij voor schut.
-Jan Hinnolet, Hendrik Cuypers, Joachim Vos en Peter Wuyts, helpers van de abdij, hadden
vastgesteld dat er op het veld van Wilbert Grobben koren was opgezet na zonsondergang. Smorgens
werden er 19 hopen geteld van elk 15-16 schoven, maar er waren geen tiende-schoven bij. De
tiendeschoven werden met een bijzonder teken gemarkeerd: een bijzondere wrong. De tiende-
schoven of geleggen van de abdij waren vergeten.
-Controleurs Peeter Monsus en Adrianus Huybrechts, van Meerhout, stelden in opdracht van de
provisor van de abdij vast dat bij Peeter Goossens op een perceel van de Biesakker de 19 hopen van
de tiende veel kleiner waren dan de andere hopen.
-Bij weduwe Cornelis Mertens werd een vergelijking gemaakt tussen de tiendeopbrengst (het aantal
geleggen met een tiende-wrong) en de totale opbrengst van de pachter. De tiendeopbrengst had
dubbel zo groot moeten geweest zijn.
- Bij Jan Baptist Dingene werden slechts 20 hopen haver met een wrong aangetroffen terwijl het er
30 moesten zijn.
- Bij Peter Goossens op de Biesakker telde men 389 schoven of geleggen en slechts 17 voor de
thiende. Niet één op tien maar één op drieëntwintig.
- Bij Jan Deins thuis werden 215 ontvreemde geleggen met een thiendewrong gevonden.
- Uit de thiende-geleggen werden de beste korenaren weg geplukt.
- Bij Jan Baptist Willekens op het Molenveld vond men 226 geleggen en slechts 15 thiende-geleggen
die maar half zo dik waren.
- Bij Guilliam Van Hemel waren de thiende-geleggen omver gegooid en half opgegeten door de
schapen.
-Wilboort Grobben had na zonsondergang nog hopen opgezet terwijl dit verboden was ter wille van
de controle.
-Bij Paulus Cruysberghs waren er geleggen haver gestolen. Hij wist nergens van. Het was “buyten
synen wil”.
-Controleurs Peeter Baenens en Peter Wuyts en rentmeester Franciscus hadden ‘smorgens nog de
tiendeschoven zien staen op het veld en ‘snamiddags waren ze verdwenen met de andere geleggen.



-Bij Peeter Neels werd er veel vuiligheid aangetroffen op de tiende-geleggen. Voor zonsopgang was
alles opgezet in 9 hopen van 24-25 hopen of geleggen.
-Getuigen verklaren aan provisor Ververs dat zij op 27 augustus savonds het koren hebben zien ter
aarde liggen bij Jan Baptist Cornelis en smorgens voor zonsopgang was alles opgezet in 9 hopen van
24-25 schoven of geleggen; de tiendegeleggen waren in verre na niet zo groot als de andere
-Bij Jan Baptist Willekens op ’t Molenveld waren de tiende-geleggen maar half zo dik als de ander.
Dat was ook het geval bij weduwe Cornelis Mertens, bij Jan Claes, bij Peter Vekemans ……….
-Bij Margo Emmers van Schoor werd er in de geleggen van de abdij veel “quaet groen” aangetroffen
dat aan de zijkant van het veld als onkruid opgroeide.
-Soms werd er gevochten; er was “handgemeen” tussen de controleurs en de pachters.
De abdij en de provisor hadden het moeilijk en zochten antwoorden op deze spitsvondigheden van
bedrog en ontduiking. Via afspraken en ordonnanties trachten zij de tiende-inning weer onder
controle te krijgen. Het verbod om na zonsondergang nog te werken is er een voorbeeld van. Ook de
beslissing om voortaan de elfde hoop te nemen als tiende-bijdrage zal wel in die lijn liggen om de
foeteraars te slim af te zijn. De abdij wantrouwde de plaatselijke pachters en bracht eigen werkvolk
mee om te controleren. Soms deed de abdij beroep op officiëlen van Meerhout (schout en
schepenen) om de controle degelijk te maken. Een tijdje heeft de abdij beroep gedaan op het
gemeentebestuur van Balen om de afwikkeling van de tiendenophalingen uit te voeren maar dat was
toch ook niet het beste voorstel. Een andermaal werd er, zoals we vroeger reeds zagen, Balenaars
aangeworven als beëdigde controleurs verantwoordelijk voor een gedeelte van de tiendeverdeling
(gesworen thiendestekers). Het wees er allemaal op dat het systeem van de tiendeheffing stilaan was
uitgehold en niet meer werd geaccepteerd door de pachters. Eenzelfde sfeer was er vaak te merken
in andere dorpen waar de abdij tiendeheffer was. Het Ancien Regime liep stilaan ten einde. Het zou
zijn beslag krijgen met de Franse Revolutie toen de heffingen werden afgeschaft door de Franse
overheid.
Anderzijds was de restauratie na de kerkbrand stilaan tot een einde gebracht. We wezen er reeds op
dat vanaf 1719 de kerkelijke diensten hernomen werden. In 1719-1720 werden de twee zijaltaren in
de kruisbeuk gemarmerd en afgewerkt. In 1725 werd door de abdij een hoofdaltaar geplaatst in het
koor; hierop werd het wapenschild van abt Van der Steghen aangebracht4.
De abdij zocht ook naar oplossingen of andere formules om dit economisch systeen draaiende te
houden. Zo trof de abdij nieuwe maatregelen in de verloning van de pastoor waardoor men de
moeilijke verhoudingen trachtte te normaliseren. Een vergelijking hierbij maken is wel eens
interessant. In 1720 noteerde pastoor Swaens zijn royale inkomsten van tienden en diensten als
pastoor van Balen; interessant is ook dat hij hierbij de lijst voegt van de uitgaven die hij had gehad.
Het zegt iets over de toenmalige levensstijl als pastoor.
1720
COMPUTUS (rekening) PASTORIS IN BALEN Ao 1720 JULY 8
Erfgoed Balen 511-9998-136-10038- p 0367 en 0368
1. Bewoon ende cultivere ick / huys, hof, graghten en struycken / ende lant twee mud

4 Dit altaar werd rond 1893 vervangen door een stenen, neogotisch altaar.



2. Oude pastorie goet tot sceps / het lant verhuyrt aen jan / Gooskens voor vijf mud coren,
twee mud gerst. / Het eusel over de beke / aen Merten Kemps voor / twee pistolen. / Den
middelst bempt brengt aen / Giel Vreys ende Jan Dries / voor twelf gulden. / Den achtersten
bempt aen Jan Heylen en Geraert de Bie voor twintig gulden
3. Den halven Levrouwe bempt / aen Peter van Gennep voor / twelf gulden
4. Het block op Holsterbergh aen / Paulus Vandersande voor / dry mud coren een halve / mud
boeckweye.
5. Uyt de grote thiende ses en / vertigh mud coren ses mud haver / twee mud gerst een halve
mud / boeckweye ende twelf pata / cons in gelt
6. De heyesthiende aen de borge / meysters van ommelbergh en / schoer voor negen mud
coren/
7. Het bemdeken voor de pastorie / winnen wij selve /
8. Den viver in de Heyde aen den / secretaris van Ham voor de / helfte van de vissen.
9. Het vierden deel van den trock / heeft twee jaer droog gelegen / ende twee jaer de vissen
verloren/ door droogte en hoog water
10. Van de lammerthiende een pistool
11. Van ons Levrouwe misse de / hoeve aen peter Sas voor / twee pistolen. / Rhentgelt debent
Dries Claes dry gulden Hn Ramakers drie syntse goris vyfthien stuyvers / Oppels thien royen
aen Marie Oyen / voor dry shellingen missa corens 27 - 8
12. Missa SS triinitatis twee en veertigh / patacons sijn aen ons afgeleyt van / Ariaen Vermeert,
nogh niet uytgeset
13. Missae Stae Annae de Levrouwemeysters / thien gulden Willem Heyns eenen / patacon rest
acht jaeren
14. Missa Stae Barbarae Catlyn Joos / ses gulden vijf stuyvers / De visbeek derthien gulden Hend
Vervee. Het cleen bemdeken te Scheps / Hendrick Vreys voor een pistool.
15. Van jaergetyden de kerckmeysters / twintigh en vier gulden sestien / stuyvers : De Heylege
Geest meysters elf gulden / seventhien tuyvers. De Levrouwe meysters twee gulden /
derthien stuyvers.
16. Van begrafenissen op den kerckhof / sesthien stuyver in de kerck / dry gulden thien stuyver
van berighten vyf oft tweeen en / een halve stuyver sondaghs gebet een scelle / van trouwen
twee scellingen / met dispensatie vier scellingen

Uytgeve
1. Aght gulden aen de kerck voor Averbode / Van S Barbara beneficie de beden / seven aght oft
negen ieder bede / ad eenen gulden vijfthien stuyvers / acht myten / Van Oyen bempt ieder
bede vijf / stuyver ses myten / van oppels thien Royen 2 oort / corbeyen cijns een oort
2. Alle thien dagen een halve mud / coren om te backen 18 mud 2 halster
3. Alle thien dagen een thon biers / facit 36 tonnen een halve waer / van twee gulden impost
ende/ consumptie Diester bier nogh / van vraght eenen halven patacon / facit ten minsten
taghentigh / gulden quaet gelt
4. Aen wijn een heme? Ende een halve
5. Aen reparatie van ons huys wel vijftigh gulden
6. Aen werckvolck wel seventigh / gulden en den cost
7. Aen vers vlees vis ende gesou / ten boter etc wel dry hondert gulden
8. Aen lijnwat cleeren cousen scoenen huysraet etc / oock meer als hondert gulden
Debita passiva



1. Aen Peter Smits Bob Deschel / negen ellen laken ad twelf / schellingen de elle /
2. Aen Gerit Hendericks tot / Aeken een halve ton wijn
Activa
1. De gemynte van t jaer 19 drieen / veertigh gulden achtien stuyvers
2. Hendrick Vreys broeck huer / negen gul. En eenige stuyver
3. Peter Belmans twelf gulden / eenen halve moet corten syn baggeren
4. Dries Claes ses gulden de andere / moeten rekenen in numero /
5. Hendrick Jansen vier gulden./ Ick hebbe geen gelt paratis / als het capitael nummer 12
afgelijt. / Onsen Heer proviseur debet / twelf patacons
…..
1. Ick hebbe dit jaer gecoght twee / silvere lepels ende forvietten / soo datter samen acht
lepels ende / forvietten syn eenen tantcuter een paer gespen
2. Drie dousynen telleuren / vijf en twintigh scotels groot en / klein
3. Copere ende ijser servys genogh / ick hebbe cortelingh geset een / fornys om een ofte twee
tonnen / te brouwenin in den somer / cost ons ontrent twelf patacons /
4. Servetten thien dousynen / ammelaken slaeplakens hant / doeken naer proportie
5. Acht bedden met sijn toebehoor / sleghten reght / ick geve aen ons meysen die ons / dient
per jaer achtentwintigh / gulden. Drie hemden twee grove / voorschoyen die sy selve spint /
ick hebbe aent huys doen maken / negen vensters en doen verven / ita pauper ego sum et in
laboribus a juventute mea (zo arm ben ik en zo werk ik vanaf mijn jeugdjaren)
Ita esse testor (ik getuig dat dit de waarheid alle is)
Fr bernardus swaens
Pastor in balen
Het bovenstaand verslag van pastoor Swaens van Balen illustreertde duidelijk dat de verloning van
zijn functie in de parochie van Sint-Andries heel bevredigd mocht genoemd worden qua inkomsten;
het was dan ook een gegeerde functie bij de paters van Averbode. Het zou echter stilaan
doordringen tot de bestuurders dat de limieten moesten worden ingeperkt. Toch zou het tot 1746
duren eer er vanuit de abdij een duidelijk antwoord kwam. Toen besliste abt Simon Braunman (1736-
1747) dat er ter wille van de vele betwistingen (“propter quaerellas”) voortaan pastorale inkomens
uit de thienden zouden worden verwijderd en vervangen worden door een inkomen van 15 mud
goed koren.


Afbeelding 1 : Het gewelf in de zuidelijke kruisbeuk van de Sint-
Andrieskerk 1715-1717 (Foto Erfgoed Balen)
Afbeelding 2 : Het gewelf in de middenbeuk van de Sint-Andrieskerk
1715-1717 (Foto Erfgoed Balen)