Verering van de H. Odrada in de 19de eeuw

Uit Kunsterfgoed
Versie door Jan (Overleg | bijdragen) op 4 jul 2025 om 14:24

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Verering van de H. Odrada in de 19de eeuw

Verering te Balen

In 1830 liet de aartsbisschop van Mechelen Franciscus de Méan een onderzoek uitvoeren in verband met de
echtheid van de relieken van de H. Odrada in de Sint-Andrieskerk van Balen. Het kerkbestuur wilde de
reliek van de Balense heilige opbergen in een nieuw osculatorium. dit was de aanleiding voor dit
onderzoek. Nadat de resultaten van dit onderzoek waren bestudeerd en genotuleerd, leverde de
aartsbisschop een authenticiteitsattest af; hierbij steunde hij zich vooral op de analyse van vroegere
geschriften (zie bijlage I). Vicaris Generaal I. Tordeur had het attest getekend in naam van de primaat. In
het attest geeft hij een duidelijke beschrijving van het uitzicht van de reliekhouder. De relieken van de
Balense heilige, meer bepaald het onderste kaaksbeen, werd in een nieuwe zilveren houder geplaatst,
vierkant van vorm, met zilveren versieringen en een kristallen venster. De reliek werd goed afgesloten met
een zijden draad. In rode lak plaatste aartsbisschop de Méan zijn zegel, degelijk ingedrukt. Hiermee gaf de
aartsbisschop te kennen dat de Balense heilige in zijn diocees kon worden vereerd door de gelovigen:
zonder ze nochtans te verheffen. De aanleiding tot het attest is de vervanging van de oude reliekhouder,
een houten kistje, door een nieuw, verzilverd metalen osculatorium (afbeelding 1). Het kaaksbeen was
zichtbaar door het glas. De reliek kon worden vereerd en gekust. De reliekhouder en zijn inhoud is tot op
heden zo bewaard. Tot in 1830 waren de relieken bewaard in het oorspronkelijke, vermoedelijk
zeventiende-eeuwse kistje, waarin de overblijfselen naar Balen werden gebracht. In het midden van de
achttiende eeuw werd het kistje vermoedelijk opgeborgen in het berghokje van de decoratieve nis met het
beeld van de heilige. In 1830 verdween het houten kistje en plaatste men het kaaksbeen in het nieuwe
osculatorium. Lange tijd werd het osculatorium ter vervanging van het kistje in het berghokje van de nis
ondergebracht en ter verering aangeboden.
Enkele jaren later werd de draad van het onderzoek weer opgenomen door aartsbisschop Engelbertus
Sterckx. Op 28 december 1837 ontving pastoor Bols van Balen een brief van het aartsbisdom. Blijkbaar
ging het om een typebrief waarin de kerkelijke overheid zich liet informeren over de plaatselijke verering
van heiligen. In Balen betrof het de H. Odrada. Er werden verscheidene vragen gesteld: (1) of er relieken
van de heilige aanwezig waren en hoe ze werden bewaard, (2) of ze met een regelmatige gebedsdienst in de
mis werden vereerd, (3) of er een bijzondere feestdag aan de heilige werd toegekend? De brief vroeg verder
met aandrang dat plaatselijk aanwezige informatie zou worden overgemaakt indien er geschriften over de
heilige bestonden of indien er in de plaatselijke archieven gegevens werden aangeboden.
Op de eerste vraag antwoordde Pastoor Bols dat er in Balen een bijna volledig, onderste kaaksbeen was
bewaard van de H. Odrada. Tot in 1830 werd de reliek bewaard in een eenvoudig houten kistje; in 1830
werden de relieken opgeborgen in een zeer mooi en rijk versierde zilveren reliekhouder die binnenin
verguld was.
Op de tweede vraag antwoordde de pastoor dat hij voor de bovenvermelde relieken geen bijzondere
gebedsteksten aanwezig waren tenzij de oorspronkelijke geschriften die in het diocees van ‘s



Hertogenbosch aanwezig waren en er werden gelezen. De pastoor voegde een copie van de tekst van dit
officie toe aan zijn brief. Verder verwees de pastoor naar vroegere publicaties. Z.E.H. De Ram bracht onze
heilige in herinnering in zijn oudste uitgave over Bullis; Odrada’s feest werd er in het diocees van ‘s
Hertogenbosch gevierd op 1 november daar waar in Balen haar feest op de tiende van dezelfde maand
werd gevierd. Ook Molanus in zijn Meyersch Memorieboek en Wichmans in zijn Brabantia Mariana
spraken over de heilige. De Geelse kanunnik Judocus Decoen verhaalde de vita van de heilige, in een slecht
ritme in de inheemse taal; het werd eerst gedrukt te Antwerpen bij J. Decort en zoon, later door de zorg van
de pastoor van Millegem heruitgegeven te Turnhout bij Brepols. Pastoor Bols voegde een exemplaar van de
publicatie bij zijn antwoord. Tenslotte was er nog J.B. Grammaye die over de heilige handelde in zijn
publicatie Maeslandia in hoofdstuk 1 en in Antverpia hoofdstuk 10.

Pastoor Bols meende dat er in de eigen parochie nog verscheidene aanwijzingen konden gevonden worden
waardoor de vita van de H. Odrada werd bevestigd. Eerstens was er de vaststelling dat er op de plaats waar
het kasteel van Odrada stond en waar zij onder ons allen was geboren; daar werden tot op heden nog
fundamenten gevonden; tot op vandaag (1837) was het gebruikelijk in de parochie dat er een of andere
steen van deze ruines in de muren van een nieuw huis werd ingemetseld. Daarbij kwam nog dat gedurende
honderden en honderden jaren een groot deel van de dorpelingen steeds de naam van Odrada hebben
gekregen.
Tenslotte, aldus pastoor Bols, was er een belangrijk gebruik dat van oudsher in de parochie bestond.
Wanneer er grote droogte was, trokken de inwoners van Balen op bedevaart naar Millegem, om er een
wisseling in het weer te bekomen. Burgemeester en schepenen volgden de pastoor op deze tocht. Achter
hen volgde een grote menigte boeren, de leden van de gemeentelijke administratie en bijna alle inwoners
van het dorp, biddend en zingend. Eerst stapten zij tot in Mol, waar een celebrant hen tegemoet kwam en
op de markt het H. Sacrament werd vereerd. Opnieuw was er een grote menigte Molse inwoners die samen
met de Balenaars de tocht verder zetten naar het grondgebied van Millegem. De plaatselijke pastoor kwam
met zijn parochianen de stoet tegemoet; ze trokken naar de parochiekerk waar de Balense pastoor een
plechtige heilige mis opdroeg. Daarna keerde men op dezelfde wijze op zijn stappen terug, tot aan de grens
waar iedereen zijn eigen weg ging ofwel naar huis of om te gaan bidden in of bij de plaatselijke oude
bedehuisjes.
Pastoor Bols vermeldde verder dat er in de parochiekerk een houten beeld aanwezig was van de heilige
maagd Odrada alsook enkele reliefs over haar leven, gebeeldhouwd in dezelfde materie; zij waren
opgesteld in het koor. Het gaat hier om de exposietroon uit het derde kwart van de achttiende eeuw. Daarbij
was er een zeer oud schilderij in de kapel van Sint-Thomas in Schoor, nabij Scheps; de kapel stond onder
parochieel gezag van pastoor Bols. Het schilderij stelde de belangrijkste gebeurtenissen voor uit het leven
van de heilige. Het gaat hier om het schilderij dat kort na 1654 werd geschilderd na de verwerving van de
relieken. Het schilderij was vanuit de parochiekerk naar de kapel van Schoor verhuisd.
Op de vraag of er in de parochiekerk nog archieven aanwezig waren betreffende de H. Odrada, antwoordde
pastoor Bols dat hij niets gevonden had tenzij de copie over de relieken, bijgevoegd onder nummer 1,



alsook vier brieven van bijzonder grote waarde, gegeven te Rome, waarin werd gesteld dat ten eeuwigen
dage de feestdag van de H. Odrada zou worden gevierd op 10 november, met het maximum van de
feestelijkheden, zowel in de parochie als in de omliggende parochies. Dit werd alsdusdanig reeds op 18
october 1821 te Mechelen vastgelegd. Pius VI (1775-1799) had reeds vroeger een volle aflaat verleend in
de kerk van Balen op de feestdag van Sint-Odrada. Pius VII (1809-1823) vergunde op 17 juli 1821
opnieuw deze aflaat en stelde hem vast op de feestdag van de heilige en de volle zeven dagen die erop
volgden. Op 8 januari 1838 verstuurde pastoor J.C. Bols zijn ondergetekend antwoord aan de
aartsbisschoppelijke overheid.
In de hoger vermelde periode van het onderzoek naar de authenticiteit van de relieken werden er verder
geen voorstellingen van de heilige tot stand gebracht. In 1855 werd er voor de Sint-Andrieskerk een
nieuwe klok besteld die de naam en een voorstelling van de H. Odrada zou dragen. De klok werd gegoten
door Andreas L.J. Van Aerschodt senior. Het peterschap werd waargenomen door Henricus Jansen en
Melania Swinnen. Later werd de klok door de Duitse overheid in beslag genomen en vernield tijdens de
Tweede Wereldoorlog; het brons werd afgevoerd naar de Duitse staalindustrie om er de oorlogsindustrie te
stofferen. Een foto (A46295) van de klok is bewaard in het fotoarchief van het Koninklijk Instituut voor het
Kunstpatrimonium te Brussel. De klok droeg het volgende opschrift: ?????????

Ondertussen zou de de meisjesnaam Odrada nog worden gekoesterd in de parochie. In de loop van de
negentiende eeuw werden er nog vele Odrada’s geboren.







Op het einde van de negentiende eeuw zou er een sterke opleving zijn van de belangstelling voor de
Balense heilige. Het gaf aanleiding tot een vernieuwde devotie en nieuwe initiatieven. Verscheidene
publicaties waren er de voorbode van, zowel in Nederland als in België ( J.A. Coppens1 in 1844-1845,
P.F.X. De Ram2 in 1854, L.H.C. Schutjes3 in 1870-1876, C. Mangelschots4 in 1876, J.A.F. Kronenburg5
in 1899). Tot slot, de bekroning op het werk, de publicatie en commentaren van C. De Smedt bij de vita

1 J.A. COPPENS, Nieuwe beschrijving van het bisdom ‘sHertogenbosch, deel III, ‘s Hertogenbosch, 1843, p.
205-207; deel IV, 1844, p. 74-75.
2 P.F.X. DE RAM, Sainte Odrade, vierge, in Vie des pères, martyrs ..., Brussel, 1854, p. 35-36.
3 L.H.C. SCHUTJES, Geschiedenis van het bisdom ‘sHertogenbosch, deel I, 1870, p. 343-353 (Officium Sanctae
Odradae); deel III, 1872, p. 80-89 (Alem); deel V, 1876, p. 19-21 (Macharen).
4 C. MANGELSCHOTS, Leven der Heilige Maegd Odrada gevierd wordende te Millighem, bij Moll, den derden
november. Bijzondere patroonesse tegen kwade ogen, alle ziekten van menschen en vee. Getrokken uit eene
oude berijmde levensbeschrijving dezer heilige, uitgegeven door Boekhandel V.J. Dumoulin te Meerhout, 1854;
heruitgave te Turnhout bij Splichal-Roosen, 1876.
5 J.A.F. KRONENBURG, Nederlands heiligen in de Middeleeuwen, Amsterdam, 2, 1899, p. 140-152.



van de heilige in de Acta Sanctorum van 1894. Voor de Balense parochie zou echter het onderzoekswerk
van de Balense priesters A. Geboers en F. Van Olmen6 primordiaal zijn. Zij publiceerden in 1891 een werk
over “De H. Odrada van Baelen” dat in 1898 een ingekorte herdruk kreeg. Belangrijker was nog dat de
parochie zou volgen in dit enthousiasme. In 1891 werd een nieuw beeld aangekocht bij beeldhouwer
Leopold Blanchaert te Sint-Denijs-Westrem. Pastoor Van den Bosch liet hiervoor een grote omhaling doen
in de parochie. Met de opbrengst werden niet alleen het beeld en een bijhorende troonhemel aangekocht.
Blijkbaar was de opbrengst en de belangstelling royaal want ook een nieuw, neogotisch reliekschrijntje
werd aangekocht in het atelier Festraets te Mechelen. Het beeld en het schrijntje werden op 22 juli in
processie door de straten van Balen rondgedragen. Zij werden gewijd door Monseigneur Anthonis,
bisschop van Constantië. Volgens de verslaggever KVM van de Gazet van Mol (7, nr. 30, 25 juli 1891)
keken de bewoners “vol bewondering naar de overschoone relikwiekas”. Processiegewijs trok men door de
straten van het Centrum van de gemeente. In verscheidene taferelen werd het leven van de heilige
uitgebeeld. De huizen en de straten waren versierd en verscheidene jaarschriften en gedichten in verband
met de H. Odrtada waren er te lezen. De plechtige heilige mis werd opgedragen door Z.E.H. Andreas
Geboers. Het beeld van de heilige zou in 1893 model staan voor een glasraam dat in de kerk werd geplaatst.
Het aanwezige hoofdaltaar uit het begin van de achttiende eeuw werd helaas afgebroken zodat de vensters
volledig vrijkwamen en werden opgevuld met glasramen: de H. Odrada , in een neogotische nis, werd
geflankeerd door de H. Dimpna.
Enkele jaren later, in 1896, was er opnieuw een belangrijke gebeurtenis. Toen schonken de Heren
Lambrechts , uit Vorst, aan de kerkfabriek van de Sint-Andrieskerk van Balen een stuk grond gelegen in
Scheps nabij de Grote Neet. Hierop bouwde de kerkfabriek een neogotische kapel toegewijd aan de H.
Odrada. Ze werd ingewijd op 5 november 1896 door Z.E.H. Deken Cuypers, van Mol. Dit was tijdens het
pastoorschap van E.H. Van der Donk. Jaarlijks werd voortaan op 5 november een processie georganiseerd
die vertrok vanuit de Sint-Andrieskerk en eindigde aan de kapel. Achter de kapel lag de Odradaput, waaruit
het heilzame water kon worden geschept, tegen oogziekten en veeziekten.


Verering te Herselt

Vrij onverwacht verschijnt er in de Sint-Servatiuskerk van Herselt een devotiebeeld van de H. Odrada.
Noch in de plaatselijke kerkgeschiedenis, noch in de voorgeschiedenis van Herselt waren er immers
verwijzingen naar de H. Odrada toe. De reden voor deze nieuwe belangstelling was te zoeken in het feit dat
er een Balenaar tot pastoor werd benoemd. Pastoor Petrus Josephus Dillen werd pastoor in 1855 en bleef
dit tot 1880. Hij was tijdelijk onderpastoor geweest in Mol en had een bijzondere interesse voor de H.
Odrada; hij verzamelde en bestudeerde de bestaande bronnen over de Balense heilige. Blijkbaar wilde hij in
Herselt de devotie tot de Balense heilige bevorderen. In de rekeningen van de kerkfabriek werd er in 1874

6 A. GEBOERS en F. VAN OLMEN, De H. Odrada van Baelen, Mechelen, 1891, 141 pp.; verkorte heruitgave
in 1898, 84 pp..



een buitengewone uitgave genoteerd voor de. aankoop van een beeld van de H. Odrada (Rijksarchief
Antwerpen ???). Achter in de kerk, boven de uitgang werd het beeld geplaatst. Enkele jaren later was het
gepolychromeerde houten beeld klaar. Op het voetstuk stond de datering en de signatuur van Louis
Mortelmans: L MORTELMANS ANVERS 1876. Pastoor Dillen liet het hierbij niet vermits in 1876 een
kapel werd gebouwd op de hoek van de Aarschotse steenweg en de baan naar Ramsel??? Burgemeester F.
Verlinden en notaris H. Mertens waren volgens de gedenksteen de schenkers (zie herinneringssteen
achteraan). De bouw werd ook in 1876 genotuleerd in de rekeningen van de kerkfabriek. In de kapel werd
een houten beeld geplaatst: de uitbeelding was identiek aan het beeld in de kerk en moet ook aan Louis
Mortelmans toegeschreven worden7. Mogelijk was dit kleinere beeld een ontwerp voor datgene in de Sint-
Servatiuskerk; ofwel werd het nieuw gemaakt naar het voorbeeld van het grotere beeld in de kerk. Beide
vooropstellingen zijn mogelijk. Thans is het beeld van de kapel ontvreemd geworden zodat verdere
identificatie op het beeld onmogelijk is geworden. Anderzijds kunnen deze opdrachten niet los gezien
worden van de bestellingen in Mol-Millegem waar in 1876 door dezelfde beeldhouwer een identiek beeldje
werd gemaakt, met het paard liggend achter de H. Odrada. In de parochie van Herselt zou de verering tot de
H. Odrada beperkt blijven tot de initiatieven van pastoor Dillen. Het is ook niet uitgesloten dat er vanuit
Herselt bedevaarten naar Millegem werden georganiseerd.

Verering te Millegem

De bedevaarten naar Milligem waren alom bekend, aldus Staf Heurckmans. De bedevaarders kwamen van
overal in de Kempen: Kasterlee, Lichtaart, Gierle, Poederlee, Tielen en andere plaatsen. De
Meerhoutenaars kwamen in de maand mei. Die van Balen meestal in de vasten. Er werd zelfs verteld dat
deze laatsten op beeweg gingen met de paraplu in de hand; zij geloofden rotsvast in de overtuigingskracht
van hun heilige Odrada in verband met de weersomstandigheden. Meer dan eens, onder andere in 1893,
1894, 1904, 1921 en 1927 was het met de droogte gedaan en was het beginnen regenen.
In het midden van de negentiende eeuw werd in Milligem in neoromaanse stijl een nieuwe kerk gebouwd
naar de plannen van Provinciaal architect Van Gastel. De vorige kerk, een éénbeukige kapel, was toegewijd
geweest aan O.-L.-Vrouw. De negentiende-eeuwse kerk zou toegewijd worden aan de H. Odrada. Een
stichtingsoorkonde werd ingemetst in 1858. Het oude, zeventiende-eeuwse beeld van Sint-Odrada werd
overgenomen en nieuw meubilair werd besteld. Bij Louis Mortelmans werd in 1877 een preekstoel besteld.
Onder de kuip was er een bijna levensgrote voorstelling van de H. Odrada, in amazonezit op het paard. Op
de kuip waren er drie reliëfs met voorstellingen uit de vita van Sint-Odrada: H. Odrada wijst de
huwelijkskandidaten af, H. Odrada in gebed in de kerk van Milligem en H. Odrada doet een bron
ontspringen te Millegen. Bij gelegenheid van de bestelling deed beeldhouwer Mortelmans een beeldje van
de hand dat op de pastorie van Milligem staat en identiek is aan dat van Herselt, met het paard liggend
achter de heilige. De devotie tot dezelfde heilige zal de twee pastoors wel met elkaar hebben in contact

7 Het beeld werd gestolen in de tachtiger jaren van vorige eeuw. Een plaasteren copie van het achttiende-eeuwse
beeld van Balen werd ter vervanging in de kapel gezet.



gebracht. Het beeldje in de pastorie te Millegem droeg het opschrift: L. MORTELMANS ANVERS 1876.
Bij de bouw van een nieuwe, modern-gotische kerk in 1966 werd de preekstoel afgedankt en uit mekaar
gehaald. Het grote beeld werd afzonderlijk in de kerk geplaatst. De reliëfs werden ingewerkt in een nieuw
vieringsaltaar.
Eerst in 1903 werd in de neogotische kerk op het koor een nieuw neogotisch altaar geplaatst met in het
retabel reliëfs met scènes uit de vita: H. Odrada bedwingt het wilde paard en H. Odrada plant een wilgetak
te Millegem. Het werd geplaatst door H. Maes, uit Vorselaar.Bij de afbraak van de negentiende eeuwse
kerk werden er geen nieuwe bestemmingen gegeven aan de reliefs. Ze werden op de zolder van de kerk
ondergebracht, waar ze hopelijk in goede toestand aanwezig zijn.




Doopnaam Odrada tijdens de negentiende eeuw in balen en Mol


'
BALEN
MOL
1800-1809
'
'
1810-1819
'
'
1820-1829
'
'
1830-1839
'
'
1840-1849
'
'
1850-1859
'
'
1860-1869
'
'
1870-1879
'
'
1880-1889
'
'
1890-1899
'
'
1900-1910
'
'
'









1830

AAA., Verzameling handgeschreven copieën van Balenaar Stanislas
Joris Handschrift 9, nr. 79.
1830. Authenticiteitsattest van Aartsbisschop Fanciscus de Méan
voor de relieken van Sint-Odrada te Balen.

Franciscus Antonius Princeps de Mean Dei et apostolicae sedis gratia
Archiepiscopus Mechliniensis, Primas Belgii etc. etc. omnibus has
visuris salutem in Domino.
Tenore praesentium fidem facimus induiam et attestamur, quod nos
die datae harum juxta S. conc. Trident. Praescriptum debite
recognoverimus et approbaverimus sacras Reliquias scilicet
mandibulam inferiorem Sanctae Odradae virgini Balensis tamquam
veras litteris hisce adjunctis declaratas, quas reverenter reposuimus et
collocavimus in pixide argentea formae quadratae artificiis argenteis
et cristallo vitro ab anteriori ornata bene clausa et filo serico. Coloris
rubri debite colligata nec non sigillo archiepiscopali in cera hispanica
impresso, firmiter obsignata, permittentes ut praefatae S. Reliquiae in
hac diocesi publice fidelium venerationi exponi possint, nullatenus
tamen exaltari.
Datum Mechliniae sub nostro sigillo, signo vicarii nostri Generalis ac
Scretarii chijrographo, die prima mensis Decembris anni 1830
Eratque signatum I. Forgeur Vic. Gen.
De mandato cel.mi ac Rev.mi Domini
Generé Secret.

Abdijarchief Averbode
Nota’s Stanilas Joris


1830

Recentiori tempore, die scilicet 1 decembris an. 1830, easdem
reliquias inspexit Franciscus Antonius de Méan, archiepiscopus
Mechliniensis, easque authenticas agnovit et argentea theca, vitro
cristallino anteriori parte munita, inclusas, venerationi fidelium exponi
permisit, nullatenus tamen exaltari. Illas etiam recognovit et iterum



approbavit praedicti archiepiscopi decessor, Engelbertus cardinalis
Sterckx.
Geboers en Van Olmen, , p. 77




AAA., Verzameling handgeschreven copieën van Balenaar Stanislas
Joris Handschrift 9, nr. 105.
1837. Brief van aartsbisschop Engelbertus Sterckx aan pastoor Bols
te Balen.
Mechlinia 28 Xbris 1837

Reverende Domine Pastor
Quod diu in vitis fuit nostrates Sanctos puculari offcio venerari, re
ipsa exequendum ... cum propterea multum conveniat nullos
praetermulti ex eis qui aut martyrii Coronam apud nos adepto sunt
aut quorum sancta exuvia inter nos servantur aut etiam illorum qui
virtutibus quasi domesticis nobis praeterxerunt, visum fuit de sanctis
suo ratione ad nostram Diocesim spectantibus accurtius inquirere,
quapropter … ad vos litteras mittilus ut vos certiores facere
dignemini de Sancta Odrada ejus reliquia in parochial vestra
servantur, de illis igitur ad nos referre ne gravemini, 1° quales reliquia
illius Sancta habeantur et quomodo etiamnum conservantur, 2° an
aliquondo ordinariorum auctoritate fuerint exaltata, 3° an umquam
offices proprio festum illius Sancta sit celebratum. Praeterea si quid
typis aliquando editum, aut ex traditione vel antiques monumentis sive
ecclesia archivis notatu dignum habeatur gratissimum fueritis, si illuc
nobiscum veitis communicatum.
Cum sincero affectu permanemus
Reverende Domine Pastor
Humillimus tuus famulus

Engelbertus Arciep. Mechl.

AAA., Verzameling handgeschreven copieën van Balenaar Stanislas
Joris, Handschrift 9, nr. 105.



1838. Antwoord van pastor Bols van Balen aan aartsbisschop
Engelbertus Sterckx in verband met de relieken van de H. Odrada.

….
Ad 1mum fere integra mandibula inferior, olim conservabatur in satis
pulchra sed trita cista lignea, ad anno 1830 curati eam includi in anpla,
pulcerrima et sumptuosa pixide argentea, inter deaurata, ita ut …..
omnium inter famasus Dioceseos habeatur.
Ad 2am pato non praeter litteras authenticas quarum copia in
appendice sub n° 1° nihil inveni de praefatis reliquiis
Ad etiam affirmatim et in hunc usque diesis in mondena Sylvaducensi
Diocesi celebratur
Adjugo sub N° 2° officium illud inpressum …. Si quid typis
aliquando editum
Officium praefatum, annotations eximitat adm. Rev. Dom. De Ram in
altissima editione Bullis qui memoriam nostra Sancta habet 8tia
Novembris apud nos tamen, uti in Docesi Buscoducendi ejus festum
eatitur 10 mensis ejusdem, Molanus Malatam Meyersch memorieboek
et Wichmans in sua Brabantia Mariana at praeF. Dom. Deram etiam
habet, de nostra Sancta loquuntur insuper Vita Sancta Odrada per
Judocum Decoen Canonicum Ghelensem, malo Rhytmo et lingua
vernacula primo mpressa Antverpia apud J. Decort et filium … cura
moderni Pastoris in Milleghem Turnholti apud Brepolo hice adjunxi
eum sub n° 3tio
Alterius de nostra virgine loquitur J.B. Grammay in sua Maeslandia
cap 1 idem in sua Antverpia cap. 10



1° Domus ubi olim aedificatum erat S. Odrada castellum omnibus
nostris natus est et in eo usque in hodiernum diem fidiende
fundamenta inveniuntur, usque hodie maris est in mea Parochia dum
ejus novan domum struit unum aut alterum lapidem ex eis parieti
includere
2° a centenis et centenis annis pars naxina infantium sexus feminei
baptizentur sub nominee Odradae
3° ab immemorabili tempore in diebus …. Ad petendam pluviam
solemnis instituitur processio e nostra Ecclesia in Ecclesiam de



Milleghem, idque sequenti made semper fuit practuatum, praetor et
scabini solemniter accedunt pastorem, eique exponunt vatum
incolarum annuente pastore, summo mane comitantibus omnibus
administrationis membris et omnibus fere incolis disceditur e nostra
Ecclesia arando et cantando , usque on Moll ubi SS. Sacramento in
foro benedicitur fere grinatibus et statim comdantibus uno ex clero
Mollensi et innumeris incolis proceditur usque ad territorium de
Millegis, ubi dictiloci pastor cum suis nobis obvius processionem in
Ecclesiam intrducit in qua solemniter pastor Balensis sacrficat et
eodem modo reventitur ita ut ad meridiem unusquisque domi aut
lotaque noi proussia fit orarii puplici sumptibus
ex antiques monumentis
In Ecclesia repraesentatur nostra virgo et ejus vita piero sculptures
ligneis ad chori introitum uti etiam ejus imago in suggestu et in sacello
Sti Thomae in Schoor prope Scheps sub mea parochial magna et
perantiqua pictura existit majorem saepius dicta nostra Odrada vita
historiam exhibens

Ecclesia archivis

In archivis mihi restantibus non inveni nisi litteras reliquiarum,
quarum copia inferius sub n° 1 et litteras quatuor indulgentiarum
plenarium datas Roma primo aqseptennium et ultimo in perpetuum in
die et octavia ab ordinario designanda semper uti vice ultima ad
Mechlinia 18 Octobris 1821 designatum fuit festum die 10um
Novenbris duo maxime festiva in populo et … concuesus vicinarum

Habam in Baelen die 8 Januarii 1838
(s.) J.C. Bols Past.











GAM Archief Milligem 19E: kerk Milligem
Losse nota 1777
Authenticiteitsattest voor de reliek van de H. Odrada door bisschop
Wellens van Antwerpen

Jacobus Thomas Josephus Wellens Dei et Apostolicae Sedis Gratia
Episcopus Antverpiensis
Necnon Delegatus Apostolicus in partibus catholicis Diaecesis
Buscoducensis

Omnibus Has visuris Salutem in Domino

Fidem facimus et attestamur os Reverenter aperuisse thecam
argenteam, figuram cordis referentem, chrystallo ab anteriori parte
bene munitam, continentem sacras reliquias Sanctae Odradae virginis,
ab Eminentissimo Domino Thoma Plilippo cardinali de Alsatia et
archi episcopo Mechliniensi olim recognitas: quas sacras reliquias pro
veris et legalibus agnocentes inclusimus alteri thecae arnenreae
figurae ovatae, ab anteriori parte vitro chrystallino coöpertae eamque
vitta scrica Rubri coloris colligavimus, ac sigillo Nostro minori in cera
Rubra Hispanica impresso muniri mandavimus quae theca adhuc
duabus aliis majoribus formae Rotundae / figuram minor est aerea,
major argentea / est inclusa; permittentes ut Praefarae S. Reliquiae
publicae fidelium venerationi Exponantur in Ecclesia parichiali Loci
de Milligem Diaecesis Buscoducensis in partibus catholicis.
Datum Antverpia die 8 mensis julii 1777
Engelgrave vic. Glis
De mandato Illmi ac Revmi Dni A. Van Celst secret. mei

In de rand bijgeschreven nota:
Bevestiging van het authenticiteitsattest van 1777 door kardinaal
Sterckx in 1859

Engelbertus Cardinalis Sterckx, archi-episcopus Mechliniensis
SS. Reliquias S. Odradae virg. In his Litteris memoratas ecnon in
eadem theca argentea figurae ovatae repositas (quam sigilo nostro
munivimus) in Diaecesi nostra fidelium venerationi exponi, non autem
ex altari permittimus



Mechliniae die 3 7bris 1859
J B Van Hemel Vic. Gen.
Met afzonderlijk zegel


GAM, Parociearchief Millegem, los blad; voorgedrukte, algemene
formulering met wapenschild; aangepaste handgeschreven invulling.
1848 Authenticiteitsattest voor de reliek van de H. Odrada door
bisschop Engelbertus, aartbisschop van Mechelen

(gedrukt)
ENGELBERTUS, miseratione divina tituli S. Bartholmomei in insula
S.R.E presbyter cardinalis Sterckx, archiepiscopus iensis, primas
Belgii, etc
Omnibus has visuris salutem Domino
Tenore praesentium fidem facimus indubiam et attestamur, quod Nos,
die datae harum, juxta S. Concil. Trident. Praescriptum, overimus et
approbaverimus Sacras Reliquias
(handschrift)
ex ossibus Stae Dijmpna virginis et Martijris, die 8 Julii 1847
desumptas ex Thesaura Reliquiarum ejusd. Sanctae in solemni
Recognitione facta ab Emminent. Ac Rever. Do Engelberto Sterckx I.
R. E. Presb. Card. Archiep. Mechl. quas ...
(gedrukt)
reverenter reposuimuset collocavimus in (handschrift: theca cuprea
forma rotunda) circulo argenteo et crystallo ab anteriori ornata, bene
clausa et filo serico coloris rubri debite colligata, necnon sigillo nostro
in cera hispanica impresso, firmiter obsignata: permittentes ut
praefatae S. Reliquiae in hac Dioecesi publice Fidelium venerationi
exponi possint, nullatenus tamen exaltari.
Datum Mechliniae sub nostr (handschrift: i Vicariis Generalis) signo
sigilloque (handschrift: nostro) necnon Secretarii nostri chirographo,
die (handschrift 17o) mensis (handschrift: Junii) anni 18 (handschrift:
48)
(handschrift: P.E. Collier Vic. Gen.)
De mandato Eminent.mi ac Rever.mi Domini Card. Archiepiscopus
(handschrift : Mezewhanis)



P.I. KEUPPENS
CAN. S. Dympna
1741
Ex libbris
Ecclesiae S. Dympnae
P.I. Keuppens
Can. S. Dympnae
1741

Geel, Stadsachief
Fonds : « Dekanaal archief van het distrikt Geel en parochiearchief
Sint-Amands te Geel, oud archief, reg. 25 : supplement van het brevier
eerste helft 18de eeuw

Die Decima Novembris
Festum
S. Odradae virginis
Duplex

Oremus

Deus qui in desiserio fontis salientis in vitam aeternam, fatiscente
animae Sanctae Odradae virginis tuae fontem manare fecisti, da
quoque tuis famulis sitire fontem, qui Christus est, et tecum vivit et
regnat in unitate Spiritus Sancti Deus per omnia Saecula Saeculorum.
Amen

Lectiones Primi Nocturni de Scriptura Car :

In 2do Nocturno Lectio IV
Odrada piis Catholiisque parentibus in Castello Sceps degentibius.
Regio (ut fertur) sanguine ortis, in Balen Brabantiae sub diocesi
Buscoducensi Pago oriunda ac unigenita kilia velut Conus Christi
odor, teneris ab annis suavissimum insignium virtutum diffudit
odorem Lusus enim oneribus nugas, mundeo vanitatem ac saeculi
vanitatem deludens tota in visendis
templis frequenti oraratione intenta, Soli Deo vocabati paternae.
Domus opes deliciasque Spem maioris amplitudinis, ac propagationis,



ad nuptias ob insignes tum corporis tum animi dotes expetita amore
Dei contempresis, unico Domino ac Sponso suo Christo, prae mille
electo Virgo casta adhaesit Frequenti severae disciplina nec non sui
morttificationibus corpus castigans ac in servitutem redigens adeo
spiritui subiecit ut optatum de Diabolo carne et mundo trumplium
repertarit. Mortua pia matre, domesticorum chominis inimicorum
praesertim noverriae suae impetitiones etiamium vitae dijcrimine
patienter sustinens in cono malum vicit.

Propter veritatem

LECTIO V

Contigit ut Pater et Noverca tenderent in Milligen interfuturui
celebrationi anniversarii dedicationis Ecclesiae I comitatu desiderabat
esse pientissima virgo non alio quam devotionis in Deum, curiis
aestuabat amore Spiritu ducta : veru crudelissimae dovercae suggestu,
Par trivo assensu frustratur comitatu isto et in Patris Sijlvam alto
vallatum munimine mittitur e belluinis ferociturque equis sumptura
unum itinerarum atque ades summo vitae diforrimini maligne
exponitur. Virgo divina orotecione nixa et Spiritus Sancti instinctu
simpli..icitatem columbae serpentio prudentia iugens, munita crucis
signo intrepide et confidenter rem plenam periculi aggedituri et rabidis
ab equis gu olim Daniel efurientes inter Leones non solum ? ? ?
servatur, verum etiam ex tot una simul cernuis collis, poplitibuique
flexis, et in obsequium certalim paratissimis, elegantiori, robusttoque
electo, sella superiecta, mandibulisque freno persytrictis adhibita
virgula (quae proftea in arborem ? ?) eques Patrem, iam mil
Liariopror vium brevi praevenit qui huius miraculi novitate obstupe
factus de cioti veniam enixe petit in Millegen (equo signo crucis
remisso) ut cervus ad fonte aquarium, ad fontem aqua viva
Christumspiritu anhelaus, et una corpore sitiens fonte miirabiliter e
velustae arboris trunco largissime emananta refocillari meruit,
multisque hisce aquis diversi languoris sanatis, humanus laudes
declinavit, ac recessum ab hominum consortio petiit, uni Deo vacans.
Tandem per multas calamitates et diuturnum morbum lethalem velut
aurum infornace probata ad sponsum in Festo S. Agnetis virtutum



suavitatis multiplici praemisso odore praemonita Odrada ad coelestia
proemia evocatur R. dilexisti iustitiam.


LECTIO VI

Corpus eius cavato trunco salicino inclusum, novo superpositum
plaustro iumentorum mutorum iugo absque Auriga commendatum
fuit. I ipso itinere Deus Sponsae Suae sanctitatem etiam testatam
voluit, allisione axis aride stipite mox revirescente frondibus
glandibusque onusto. Bobus iam ad limites Maren et Alem, vulgo
Sammegat appropinquantibus invisibiliter motio campanio honoratur
et ut quondam area Dei hoc templum Spirits Sancti, ad locum Catoptar
a Deo praedestinatum, haerentibus bobus sistitur in Alem, Districtus
Maeslandiae, Leodiensis olim, nunc Buscoducensis Diacesis, ubi sub
Otthone comite Duraschiensi, fama Sanctitatiscinis et miraculorum
permoto honorifice conditur, magnifico Sacello in eius honorem
exstructo, clerius in signito, largiterque dotato.